Mark Van de Voorde: ‘Moet er dan eerst een nieuwe Dickens opstaan, voor we gevoelig worden voor het lot van kinderen?’
Wat gevreesd werd, is gebeurd: gezinnen met kinderen en onbegeleide minderjarigenmoesten vorige week de nacht doorbrengen onder de blote hemel. Alsof naast de ‘prangend actuele’ vraag of de steden over twee maanden wel of niet de kerstverlichting zullen laten branden, voor één keer ook de echte versie van het Kerstverhaal vervroegd onder de aandacht kwam. Er was, net als tweeduizend jaar geleden voor het vluchtende echtpaar met het kind, nu ook voor hen geen plaats in de herberg van Fedasil. Ik vrees evenwel dat weinigen die link zullen hebben gelegd.
Dat meer asielzoekers en vluchtelingen aan de poorten van Europa stonden en dus binnen zouden geraken, was allang aangekondigd. Hierop voorbereid zijn had een kwestie van prioriteit moeten zijn. Kinderen geen onderdak bieden is in strijd met de Kinderrechten. Nog meer dan in strijd met recht en rechten is het in tegenspraak met onze menselijkheid en onze visie op mens en samenleving.
Hemeltergend was het beeld in de media, want dakloze kinderen zijn humanitair een schandaal en een schande. Ook christelijk immoreel. Maar ach, wie ligt nog wakker van de christelijke boodschap en haar morele en sociale implicaties? Als wij het maar goed hebben, nietwaar! Elk voor zich en een beetje voor elkaar (dat wil zeggen: voor wie ‘van ons’ zijn – die vluchtelingen zijn toch maar van elders).
Heel zeker hadden regering en overheid beter voorbereid kunnen en moeten zijn. Fedasil kampt al jaren met een structureel personeelstekort. Ook de opvangpartners hebben handen en plaatsen tekort. Men had eerder maatregelen moeten kunnen nemen. Maar er is helaas meer. Ter verdediging van staatssecretaris De Moor, haar vraag aan de lokale besturen voor lokale opvanginitiatieven kreeg weinig respons. Ik vrees dat de burgemeesters en hun schepencolleges liever met de vragen van ‘de mensen’ over de kerstverlichting bezig zijn dan met de smeekbede van een staatssecretaris voor de opvang van mensen in nood.
De fors toegenomen instroom was ook niet onder controle te krijgen. Ook niet door te zorgen voor een snellere uitstroom. De oorlog van Oekraïne zorgde niet alleen voor een golf van Oekraïense vluchtelingen die dringend opgevangen moesten worden, maar Poetin probeert Europa ook te verdelen en te destabiliseren door via Servië massaal asielzoekers op ons af te sturen.
Dus mijnentwege enig begrip voor de overheid en haar administratie. Bovendien en dat is het pijnlijkste, politici hebben het niet gemakkelijk of zijn niet moedig genoeg om het humanitaire verhaal een plaats te geven in hun beleid. Ze voelen in hun nek de hete adem van hardvochtig rechts – ik gebruik liever hardvochtig dan radicaal, want radicaal is een eufemisme voor hardvochtig. Dat hardvochtig discours heeft de geesten van een groot deel van onze burgers vertroebeld. Het is vermoeiend om als politicus daartegen te vechten.
Of ik te pessimistisch ben over mijn medeburgers? Ik hoop het, maar ik denk het niet. Ik weet het wel, om onszelf te paaien moeten we nu met z’n allen hardop zeggen dat ‘de meeste mensen deugen’. Dat zal wel, zolang het geen zeer doet en zolang ze niet geappelleerd worden. Ik ben tot nu toe niemand tegengekomen die uiting gaf aan zijn of haar bezorgdheid om die dakloze gezinnen en kinderen. Dat is veelzeggend.
Ik vrees dat hardvochtig rechts erin is geslaagd om de bevolking op z’n minst onverschillig te maken voor het lot van ‘anderen’, en zelfs al een belangrijk deel meedogenloos. Misschien zijn de dakloze minderjarigen daar al het zichtbare resultaat van: het is niet ons probleem! Onze beeld van de naaste is stilaan corrupt geworden, in de etymologische betekenis van het woord corrupt: gebroken en kapot.
Moet dan eerst een nieuwe Charles Dickens opstaan die in romans de hedendaagse Oliver Twist en Little Dorrit opvoert, opdat we opnieuw gevoelig worden voor het lot van kinderen buiten de eigen kring? Of zal ook dan – zoals ten tijde van Dickens – bij de meesten het medelijden toch weer beperkt blijven tot een sentimenteel traantje voor de romanfiguren, zonder consequenties voor onze houding ten opzichte van de reële mensen in nood?
Er is/was geen plaats in de herberg. Binnenkort is het Kerstmis: zullen de lichtjes ons wenken of het Kind in de kribbe? Die zelfde volwassen Jezus van Nazareth heeft zich duidelijk uitgesproken over kinderen. Tegen de ‘hardvochtigheid’ van zijn leerlingen liet Hij de kinderen bij zich komen. Hij omarmde en zegende hen.
Omarmen en zegenen is wat ook wij moeten doen, dat wil zeggen: opvangen en toekomst bieden. Maar misschien moeten we vooraf doen wat Jezus van Nazareth ook zei: ‘veranderen en worden als kinderen’. Dat wil zeggen: ons denken over naastenliefde herzien en ons daarvoor verplaatsen in de geringsten.
Bron: Knack