Hans Geybels: ‘Kardinaal Danneels, de man die mij leerde luisteren’
Vandaag wordt Godfried Danneels begraven. Er is veel over hem gezegd en geschreven in de voorbije week, maar telkens ontbrak de kern. Iedere keer ‘vergaten’ mensen te vermelden wat de bron was waaraan hij zich laafde: zijn verbondenheid met Christus. Voor hem begon geen dag zonder mis. Daaruit putte hij de energie voor de volledige werkdag. Die begon meestal om 7 uur ’s morgens en ging niet zelden door tot middernacht. Duizenden keren werd hij gevraagd om ergens te gaan spreken in binnen- en buitenland. En zelfs dan vond hij tussendoor tijd om te bidden voor de mensen die daarom vroegen.
Bij ‘verbondenheid met Christus’ en ‘gebed’ denken velen wellicht aan iets wereldvreemds of iets zweverigs. Maar christen zijn speelde zich voor hem midden in deze wereld af. Dat is de hoofdreden waarom ze Danneels ‘progressief’ noemden. Hij had volgens mij niets ‘progressiefs’ en evenmin iets ‘conservatiefs’. Hij besefte als geen ander dat christen zijn zich in het leven van elke dag afspeelde, midden in de cultuur van vandaag. Die cultuur kon hij haarfijn analyseren en aan iedereen uitleggen. Vanuit die analyse kon hij goed een brug slaan tussen cultuur en geloof.
De aartsbisschop sloeg niet alleen bruggen tussen de wereld en het christendom, maar ook in de kerk zelf. Hij had de lastige taak om nu en dan moeilijke uitspraken uit Rome naar de eigen kerkprovincie te vertalen. Hij profiteerde van wat paus Johannes Paulus II hem vroeg: bisschoppen moeten altijd de vertaalslag naar de eigen cultuur maken. Als geen ander probeerde hij daar ook Christus te volgen. Hij heeft nooit iets afgedaan aan de kerkelijke leer, maar ook nooit nagelaten de wetten te plooien wanneer de liefde op het spel stond. Dat is het hart van barmhartigheid. Meermaals mocht ik meemaken dat hij naar oplossingen zocht die zowel de wet als de mens spaarden.
Geen soloslim
“Ik heb eens een vergadering met hem meegemaakt waarop hij anderhalf uur niet aan het woord kwam. Hij had wel alles gehoord”
‘Ik luister.’ De woorden zijn vaak opgedoken de laatste week en niet altijd in een positieve context. Dat heeft me diep geraakt, want net die woorden hebben me veel geleerd. Ik leef in een wereld waarin je het woord moet nemen en het moet vasthouden. Ik zie niks dan praatprogramma’s waarin je zolang mogelijk aan het woord moet proberen te zijn. Hoe graag hoorde ik mezelf niet praten? Hij leerde me luisteren. Ik heb eens een vergadering met hem meegemaakt waarop hij anderhalf uur niet aan het woord kwam, maar hij had wel alles gehoord en vooral: beluisterd. Wie eerst luistert, heeft achteraf meestal echt iets te zeggen. Dat had hij ook. Velen die met hem rond de tafel hebben gezeten, zullen dat kunnen beamen.
‘Wollig, sfinx.’ Nog twee dooddoeners waarmee mensen hem probeerden te typeren. Ik zag iets anders: collegialiteit en geduld. Beslissingen lieten soms lang op zich wachten, maar dat had niks te maken met wolligheid of sfinxendom. Meermaals maakte ik het mee dat hij (soms al jaren) op voorhand wist welke richting het uit moest, maar soloslim was hem vreemd. Hij wachtte geduldig op een consensus om uiteindelijk collegiaal een beslissing te kunnen nemen.
Waarom al dat lijden?
Niets deed vermoeden dat achter zijn grote intelligentie – en vooral wijsheid – een enorme eenvoud schuilging. Hij hield van een wandeling, goed gezelschap en een goed boek. Maaltijden mochten gerust eenvoudig zijn (een glas wijn mocht evenwel nooit ontbreken). Met de auto rijden was ontspanning. Op zijn 77ste mocht hij eindelijk met pensioen, maar van rust kwam niet veel in huis. Integendeel. Op het einde had hij nog steeds veel verantwoordelijkheid, hoewel hij leed aan een aandoening. Hij droeg alles waardig.
Ik hoop dat hij de rust heeft gevonden waarnaar hij zo verlangde. En nog wel bij zijn grote inspiratiebron. Ik vraag me af of hij Hem nu de vraag stelt waarvan hij steeds zei dat dit het eerste was dat hij zou vragen als hij hierboven aankwam: ‘Waarom al dat lijden in deze wereld?’
Bron: De Standaard