Dries Deweer: ‘Bullshitpolitiek’

De Griekse wijsgeer Aristoteles stelde dat de politiek een nobele roeping is. Aristoteles heeft nooit Villa Politica gezien. In ons politieke theater is het verhevene vaak ver te zoeken. Wat we wel in overvloed aantreffen zijn slagen onder de gordel en slagen in het ijle. Of het nu aan chronische verkiezingskoorts, aan de druk van de media of aan een verharde mentaliteit ligt, het debat heeft meer weg van een bitse boksmatch dan van de edele kunst van de politieke dialoog. Kan de politiek de flauwekul nog overstijgen?Op de speelplaats

De voorbije weken leverden weer prachtige staaltjes van inhoudsloos gekissebis tussen de partijen. De PS wou nog maar eens wroeten in het verleden van N-VA-vicepremier Jan Jambon, alsof er niet genoeg actuele redenen zijn om oppositie te voeren. Toen niet premier Michel, maar Jambon zelf het woord nam om te reageren namens de regering, was het hek helemaal van de dam. Omdat Kamervoorzitter Siegfried Bracke niet van zinnens was de oppositie te laten kiezen wie namens de regering spreekt, bleek de democratie zodanig in gevaar dat alle leden van de oppositie uit protest het halfrond verlieten. In de coulissen konden ze dan voor de camera’s hun gal spuwen over een gebrek aan respect voor de procedures in een democratie, gemakshalve vergetend dat dit respect henzelf ervan zou moeten weerhouden procedures tot onderwerp van politieke spelletjes te maken.

De meerderheid liet zich echter ook niet onbetuigd. In het Vlaams parlement liep het goed fout toen An Moerenhout, rijzende ster van Groen, minister Homans ondervroeg over de boetes voor Nederlandsonkundige huurders van een sociale woning. Dat Homans rond de pot draaide in plaats van te antwoorden op de vraag, tot daaraan toe, maar ze liet niet na fijntjes te vermelden dat Moerenhout slechts één keer in de commissie aanwezig was geweest. Homans – nota bene ook minister van Gelijke Kansen – wist nochtans dat de Groen-politica pas terug was uit zwangerschapsverlof. In dezelfde tussenkomst sloeg de minister ook SP.A-voorzitter Tobback om de oren met de (bedrieglijke) suggestie dat de socialisten dezelfde maatregel in hun Antwerps verkiezingsprogramma hadden staan. Ondanks deze persoonlijke aanval liet parlementsvoorzitter Peumans de socialisten niet toe om te repliceren.

Bullshit

Het zijn maar een paar voorbeelden, maar dat soort flauwekul komt al te vaak voor in onze parlementen. Het zijn schoolvoorbeelden van wat de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt aan de hand van een ernstige analyse heeft ondergebracht in de categorie van ‘bullshit’: uitspraken waarvan de waarheid of onwaarheid van geen enkele tel is voor degene die ze doet, omdat die enkel bekommerd is om wat hem of haar het beste uitkomt. Volgens Frankfurt vormt dergelijke bullshit een grotere bedreiging voor de waarheid dan leugens. Liegen is willens en wetens onwaarheid vertellen. Bullshit verkondigen is verkondigen wat het beste overkomt zonder je ook maar de vraag te stellen of dat overeenstemt met de feiten of niet. Waarheid doet er dan niet meer toe.

De alomtegenwoordigheid van bullshit in de politiek lijkt een symptoom te zijn van de postmoderne cultuur. Postmoderniteit is de naam voor het tijdperk waarin het geloof in het ware en het goede verdwenen is. Dé waarheid en hét goede bestaan niet, zo hebben we ons laten vertellen. Waarom zouden we er ons dan druk om maken?

Gesteld dat dit waar zou zijn – en dat we gemakshalve de contradictie daarin negeren – dan nog doen we in de politiek beter alsof. Als het in de politiek niet meer draait om waarheid en om het gemeenschappelijk goede, dan volgt alleen cynisme en heel veel bullshit. We kunnen dus maar beter op zijn minst doen alsof het ware en het goede bestaan. Dat betekent niet dat we moeten doen alsof we de waarheid in pacht hebben. Het betekent wel dat we maar beter blijven geloven – desnoods tegen beter weten in – dat we steeds dichter kunnen komen.

Het ware en het goede

Politiek kan nog steeds een nobele roeping zijn. Het gaat immers om de belangen van ons allemaal, over het behouden van wat goed is en het verbeteren van wat beter kan. Wat een betere samenleving inhoudt, ligt niet vast, maar in dialoog kunnen we het wel beetje bij beetje invulling geven. Die nobele onderneming veronderstelt echter, ten eerste, dat de deelnemers aan de dialoog zelf blijven geloven dat het mogelijk is om te achterhalen wat waar en wat goed is, en ten tweede, dat ze van elkaar mogen aannemen dat dat de oprechte betrachting is van wat ze zeggen en doen.

Neem het voorbeeld van de hervorming van de kinderbijslag. Als het niet gaat over de ware gevolgen van elk voorstel, bijvoorbeeld of het voorstel meer gezinnen in armoede duwt of juist niet, of over de rechtvaardigheid, bijvoorbeeld of er doorslaggevende principiële redenen zijn om voor elk kind hetzelfde bedrag toe te kennen, dan gaat het enkel nog over wie het meest zijn electorale achterban bedient, wie de beste oneliners bedenkt of wie zich het meest kan profileren als daadkrachtige hervormer.

Conflict mag en moet er zijn. Het parlement dient er juist voor om de verschillende visies in de samenleving tot uiting te laten komen, ook als die visies zodanig botsen dat de gensters ervan afspringen. Zolang de dialoog gaande blijft, is dat geen enkel probleem. Meerderheid en oppositie mogen elkaar dus gerust bestoken, maar dan wel met argumenten en met onderbouwde alternatieven. Conflict is één ding, flauwekul is iets anders. Bullshit hoort niet thuis in het parlement. Politici die zich niet meer bekommeren om het ware en het goede zijn hun zitje in Brussel niet waard.

 

Bron: De Redactie – 9 december 2014

Laat een reactie achter