Kolet Janssen: ‘Levenslang vreemdeling’
Wie wegtrekt uit zijn land, verliest meer dan een adres. Je laat ook je taal achter en de vanzelfsprekendheid waarmee je begrijpt hoe mensen met elkaar omgaan. Wat leuk is voor een (wereld)reis van een paar maanden of een jaar, gaat wegen als er geen ‘terug’ meer mogelijk is. Je mist voor de rest van je leven geuren, lichtinval en klanken. In veel gevallen ben je veroordeeld tot een leven als loser, want je diploma’s tellen niet en je bereikt nooit meer het professionele niveau dat je in je thuisland had. Je doet het voor je kinderen, om hen veiligheid of uitzicht op een toekomst te bieden. Zelf zet je daarvoor meestal een stap achteruit.
Waar men gaat langs Vlaamse wegen
Waar je tegenwoordig ook gaat langs Vlaamse wegen, overal kom je migranten tegen. Er is geen klas in ons basisonderwijs of er zitten kinderen die een andere huidskleur of een andere thuistaal of beide hebben. Onze kinderen en kleinkinderen groeien op met diversiteit, zoals wij opgroeiden met het verschijnsel auto: we weten wel vaag dat het er ooit niet was, maar intussen is het zo vanzelfsprekend dat we er niet meer zonder zouden kunnen. En ook al brengt de auto handenvol problemen mee, van files over verkeersslachtoffers tot milieuvervuiling, toch is er niemand die pleit voor de totale afschaffing van de auto. En al verloopt onze toewending tot migranten een stuk moeizamer, toch is ook die onontkoombaar, zeker met de grote menigte mensen die aan onze Europese grenzen staat te drummen.
We zijn niet het meest gastvrije volk
Wij Vlamingen staan niet meteen bekend als het meest gastvrije volk ter wereld. In sommige dorpen trouw je al met ‘een vreemde’ als je echtgenoot afkomstig is van een dorp dat meer dan tien kilometer verderop gelegen is. Mensen uit andere landen zijn vooral leuk als ze ‘al zo goed Nederlands spreken en al helemaal ingeburgerd zijn’. We vinden het vaak een beetje dom dat ze per se raar voedsel willen blijven eten of aparte kleren willen dragen. Behalve wat oppervlakkig contact, hebben we meestal weinig met immigranten te maken en kennen we hen helemaal niet goed.
Om zeven uur naar bed
Het is ook niet gemakkelijk. In onze straat woont sinds enkele jaren een gezin uit Irak: vader, moeder, een dochter en een zoontje. Af en toe nodigen mijn Vlaamse buurvrouw en ik Susan, de Irakese vrouw, uit om een avondje te komen buurten. Zo kan ze haar Nederlands oefenen terwijl wij staan te strijken. Op de vragen die we stellen over het waarom van hun komst naar ons land, blijft ze vaag. Wil of kan ze het niet vertellen? Ons gesprek beperkt zich tot een vergelijking tussen het weer in ons land en in Bagdad en een oefening om verschillende soorten groente in het Arabisch en het Nederlands te onthouden, wat ons niet en haar vaak wel lukt.
Af en toe breekt er iets door in het gesprek, waardoor we een kleine inkijk krijgen in het drama dat achter de hele situatie zit. ‘Alle Belgen gaan om zeven uur naar bed!’ zegt Susan op een dag. Blijkt dat ze het mist om in de avonduren uitgebreid te kletsen met buurvrouwen en vriendinnen. Bij Belgen kom je als buitenlander vaak niet voorbij de voordeur. Na het werk blijven de mensen thuis en blijft de deur dicht. Of die keer dat ze vertelt dat ze in Bagdad hoorde dat er een bomaanslag was geweest op een bus, en haar dochtertje net met de bus naar school was vertrokken. Hoe ze toen radeloos de weg langs rende, op zoek naar haar dochter. En hoe blij ze was om haar ongedeerd terug te vinden.
Levenslang vreemdeling
We hebben er het raden naar wat er precies gebeurd is dat hen over de drempel heeft getild, zodat ze besloten hun land achter te laten. Diploma’s tellen niet meer, Nederlands is een moeilijke taal voor wie volwassen is, hun papieren zijn in orde maar hun huisje is piepklein en toch te duur. De vader van het gezin werkt als poetshulp, de moeder leert steeds beter onze taal, de kinderen doen het goed op school. Maar ondanks alles horen ze er niet echt bij. Wij stellen de foute vragen en begrijpen de antwoorden niet. Zij vinden nooit wat ze zochten, maar ze proberen het draaglijk te houden. Ze zullen levenslang vreemdeling zijn. Ze hopen het beste voor hun kinderen, maar ook dat is geen gelopen race.
Hoe lang zal het nog duren vooraleer we beseffen dat we moeten opschuiven om plaats te maken? Dat we zelf wat zullen moeten inbinden, om anderen hun plek te gunnen? En dat dat niet noodzakelijk een verlies is, want we zullen zo veel winnen in die ontmoeting tussen culturen. Want er is heel veel waarin we verschillen, maar uiteindelijk zijn we allemaal mensen.