Mark Van de Voorde: ‘Het “lerarentekort” is het gevolg van wantrouwen van de overheid’
Er is eigenlijk geen tekort aan leerkrachten, werd onlangs vastgesteld. Integendeel, het aantal personeelsleden in het Vlaamse onderwijs stijgt zelfs. Er zijn dus wel voldoende leerkrachten, maar ze staan te weinig uren voor de klas. Niet omdat ze niet hard willen werken. Integendeel, voltijdse leraren werken meer uren dan fulltimers in de privésector.
Het probleem is dat ze veel te veel tijd en moeite spenderen aan bureaucratie, met een eufemisme ‘planlast’ genoemd. Niet omdat ze dat graag doen, maar omdat ze moeten van de controlerende overheid. Door het netjes invullen van hun agenda en andere papieren eisen verliezen leraren tijd die ze liever zouden spenderen aan lesgeven.
Helaas, de inspectie wil controleren dat de leerkracht de eindtermen nastreeft, de pedagogische vereisten naleeft en de didactische werkvormen hanteert. De eindtermen zijn bovendien zo gedetailleerd dat leraren de vrijheid kwijt zijn om uit te pakken met het specifieke dat van hen opvoeders maakt: persoonlijkheid, bewogenheid, authenticiteit en creativiteit. Het zogenaamde lerarentekort is dus het gevolg van het wantrouwen van de overheid. Maar niemand die het durft te zeggen.
De overheid is ziek van wantrouwen (en niet alleen inzake onderwijs). Dat zet een keten van wantrouwen in gang. Wie wantrouwen ondervindt, gaat op zijn beurt wantrouwen. Het wantrouwen neemt daarom in onze samenleving exponentieel toe, het vermenigvuldigt voortdurend zichzelf. Het maatschappelijke wantrouwen is een epidemie geworden die sluipend meer slachtoffers heeft gemaakt dan gedacht. Wantrouwen – het gebrek aan vertrouwen – is de belangrijkste reden waarom zo veel mensen in een burn-out belanden of er de brui aan geven (zoals in het onderwijs).
Geen gevaarlijker adagium dan: vertrouwen is goed, controle is beter! Overdreven controle, summum én gevolg van wantrouwen, heeft bovendien een averechts effect. Als controle de grondslag van een organisatie wordt, gaat de samenleving in het defensief door onder te duiken. De ambtenaar of de burger probeert de controle te ontlopen en wordt bijgevolg aangemoedigd om achterpoortjes op te zoeken of zelfs fraude te plegen. Wantrouwen zet aan tot misbruik. Misbruik op zijn beurt leidt tot juridisering: alles moet wettelijk worden vastgelegd, want we vertrouwen informele afspraken niet.
Het gevoel gewantrouwd te worden is vooral dodelijk voor het engagement. Een samenleving kan niet worden gemobiliseerd, als wantrouwen overheerst. Wie wil nog zijn nek uitsteken, wie wil nog initiatief nemen, wie wil zich nog voor een zaak inzetten, als hij voortdurend moet bewijzen dat hij te goeder trouw is en als hij zich geremd weet in zijn vrijheid? Als het wantrouwen de basishouding wordt in onze intermenselijke verhoudingen, stokt de samenleving.
De leraar, de werkgever, de werknemer, de ondernemer, de kunstenaar en de burger moeten opnieuw de vrijheid krijgen om verantwoordelijkheid op zich te nemen. Vrijheid ontspringt aan het vertrouwen dat de burger krijgt van de overheid. Pas als de overheid de burger vertrouwt door hem niet voor alles te onderwerpen aan slopende procedures en aan het noteren van elke stap die hij zet, zal de burger opnieuw vertrouwen krijgen in de overheid. En zullen er alvast voldoende leerkrachten voor de klas staan.
Mag ik het evenwel veelzeggend voor onze samenleving noemen dat ook in de media meer aandacht uitging naar de ideologische ideetjes om scholen netoverschrijdend te doen samenwerken dan naar naar het fundamentele probleem van het zogenaamde lerarentekort, nl. het wantrouwen van een overheid die de controle van de leraren belangrijker acht dan hun engagement?
Bron: Knack