Kolet Janssen: ‘Waarom zou alleen een biologisch kind ‘echt’ zijn?’
‘Een kleinkind van je pleegdochter, dat zou toch nooit hetzelfde zijn geweest’, zegt een kennis. Ik zwijg perplex. Mijn pleegdochter heeft geen kinderen, maar ik weet zeker dat ik voor die kinderen een volbloed oma zou zijn geweest.
Een wetsvoorstel van Vooruit, dat een sterkere legale omkadering voor draagmoederschap moet creëren, krijgt voorrang in de Kamer (DS 23 september). Het voorstel is alleen toegespitst op zogeheten hoogtechnologisch draagmoederschap, wat betekent dat de draagmoeder geen genetisch materiaal levert. Een bevruchte eicel wordt in vitro ingebracht. Dat het kind geen biologische verwantschap heeft met de draagmoeder, verkleint de kans dat die zich bedenkt en het kind niet afstaat.
Maar wat is dat toch met die illusie dat een biologisch (klein)kind het enige ‘echte’ kind kan zijn? De ervaring leert elke dag dat we ook kunnen moederen en vaderen over pluskinderen, pleegkinderen en wat voor kinderen ook op ons pad komen. Als ik de haren vlocht van mijn pleegdochter of knielappen naaide op de broek van mijn pleegzoon, voelde ik me echt niet anders dan wanneer ik dat later bij mijn ‘eigen’ zoon of dochter deed.
Veel mensen onderschatten zichzelf op dat vlak. Als je voor een kind mag zorgen en als dat kind je leert te vertrouwen, krijg je bijna vanzelf een sterke band.
Een op de zes koppels in ons land ervaart problemen om vanzelf zwanger te worden. Dure en emotioneel ingrijpende medische trajecten bieden soms een uitkomst, maar vaak ook niet. Moet draagmoederschap ook als een mogelijkheid worden aangeboden? Is het niet goed om eerst te denken aan bestaande kinderen in plaats van een baby te gaan ‘knutselen’?
Van een jonge vrouw die een onbekende spermadonor als biologische vader had, leerde ik dat zij het liever anders had gehad. Dat het voor haar niet op die manier had moeten verlopen. Het perspectief van het kind is soms anders dan dat van de wensouders: haar ouders waren de vragende partij, zij niet. We vergeten weleens dat ook het kind een kijk heeft op deze kwesties.
Ook dat is iets waarmee mogelijke kandidaten voor een draagmoederkind moeten rekening houden. Bij pleegkinderen is er meestal veel meer sprake van een win-winsituatie. Het pleeggezin biedt uitkomst of ondersteuning als het gezin van oorsprong voor korte of lange tijd in moeilijkheden zit. En in tegenstelling tot bij anonieme spermadonatie, zijn de biologische ouders van het kind wel bekend.
Dat droombeeld van het ‘ideale gezinnetje’ krijg je misschien niet via pleegzorg, maar evenmin via draagmoederschap. Ik hoop maar dat iedereen die het overweegt, dat goed beseft. Want een gezin is tenslotte niet meer dan een plek waar grote mensen en kinderen samen thuis zijn en met vallen en opstaan gelukkig zijn. Hoe dan ook. Wat heeft biologie daarmee te maken?
Bron: De Standaard