Mark Van de Voorde: ‘Armoede in een rijk land is een schandaal’
Bijna een op zeven Belgen leeft in armoede. De stijging van het aantal armen toeschrijven aan de crisis is erg kort door de bocht. Het is bovenal vaandelvlucht. Het is een gemakzuchtige poging op te zeggen: we kunnen er eigenlijk niet veel aan doen. We kunnen er wel wat aan doen: niet alleen door maatregelen van armoedebestrijding maar bovenal door ons Europees economische project, het Rijnlandmodel, te herstellen. De toename van de armoede in Europa is niet begonnen met de crisis van 2008, ze was al bezig sinds de millenniumwende. De ergste slachtoffers van de huidige crisis waren toen ook al de slachtoffers van de welstand aan het worden. Toen waren we al enkele jaren op weg om de gecorrigeerde markteconomie te vervangen door het neoliberale marktmodel. De Europese Unie ging ons daarin voor met haar eis van deregulering. Al onze business schools brainwashten hun MBA-studenten met het gedachtegoed van Friedman. Vandaag zien we een verarming van de (lagere) middenklasse die ooit dankzij de Rijnlandse economie maatschappelijk kon opklimmen.
Armoede is een complexe problematiek met vele facetten. Armoede kan een gevolg zijn van langdurige werkloosheid (bv. wegens opleidingsniveau), van tijdelijk geldgebrek, van ziekte, van wijziging in burgerlijke staat (bv. eenoudergezinnen), zelfs van eigen schuld (bv. alcohol, geen zin op werken, onbetaalbare leningen). Maar daar is de toename van de armoede niet te situeren, want het aandeel van dit soort armen is vrij constant in de tijd.
De armoedestijging is ook niet helemaal toe te schrijven aan de crisis. Immers, niet alleen het aantal armen is toegenomen, ook de kloof tussen rijk en arm is breder geworden. Zelfs in landen zoals het onze die beweren dat ze het gelijkheidsbeginsel en de gelijkwaardigheid hoog in het vaandel dragen. Dat de stijging van het aantal armen samengaat met een steeds breder gapende inkomenskloof bewijst dat de armoede niet alleen het gevolg is van economische zwakte. In dat geval zouden ook de rijken minder rijk worden.
De automarkt zakt in elkaar, maar de verkoop van luxeauto’s stijgt. Dat is ondenkbaar, als we allen getroffen zouden zijn door de crisis. Er is dus een bevolkingsgroep die verdient aan de crisis, door onder meer de crisis in te roepen om te besparen op personeel en om hun eigen winsten op te drijven.
De stijging van de armoede in Europa heeft dus ook te maken met de teloorgang van het ethisch besef, alle holle praat over corporate governance en duurzaamheid ten spijt. Ludwig Erhard, de vader van de sociale markteconomie die Europa zijn unieke succes bezorgde van vrijheid én verantwoordelijkheid, van ondernemingszin én solidariteit, zei dat ons Rijnlandmodel erop gericht is “opdat allen deel zouden hebben aan het succes”.
Als ik vandaag sommige economen bezig hoor en sommige werkgevers bezig zie, dan hoor en zie ik veeleer het negentiende-eeuwse liberalisme aan het werk. Succes is voor hen ook ten koste van anderen. Dat segment van de bevolking ziet dan ook armoede in de rijkste regio van de wereld niet als een maatschappelijke schandaal dat je moet vermijden door zoveel mogelijk mensen te laten participeren. Armoede is voor hen een accident de parcours van hun economisch denken dat gericht is op de maximalisatie van de winst.
Armoede is wel degelijk een schandaal in een samenleving die de individuele vrijheid hoogacht. Armoede zet het wezen van de vrijheid op de helling. Wie arm is, is niet vrij, want hij bezit niet de middelen en de relaties om vrij te zijn, ook niet in een vrije samenleving. Armoede berooft mensen van hun waardigheid, tast hun persoonlijkheid aan en ontneemt hun het recht om volwaardig mens te zijn.
Armoede is een complexe problematiek. Als de oorzaken meerduidig zijn, dan ook de oplossingen. Als ik hoor welke maatregelen de overheid overweegt, dan is eigenlijk vooral “kurieren am Symptom”. Schepenen van armoedebestrijding, sociale huisvesting, bijsturen van onderwijs, wijkinitiatieven… het zijn nobele en noodzakelijke initiatieven om mensen in armoede te helpen, maar ze grijpen niet in op het systeem van de ontspoorde economie die een duale samenleving aan het creëren is.
Ludwig Erhard, de vader van het Rijnlandmodel, zei: “Ik wil het risico van mijn leven zelf dragen en zelf verantwoordelijk zijn voor mijn lot. Maar, Staat, wil u ervoor zorgen dat ik daartoe in staat ben.” Dat is de opdracht van de overheid. Tot die opdracht behoort het herstel van het Rijnlandmodel met zijn solidariteit van gedeelde verantwoordelijkheid.
Die solidariteit van gedeelde verantwoordelijkheid kom hierop neer: aan het recht op privébezit zit een plicht vast. Niet alleen moet degene die heeft, aandacht hebben voor hen die niet hebben (de armen), het privébezit heeft ook een economische functie (investeren in de economie). Precies door dat verantwoordelijkheidsbesef bij alle sociale partners kon het Rijnlandmodel de beste economische, sociale en ecologische prestaties leveren en de beste waarborgen bieden om welvaart te creëren en rechtvaardig te verspreiden.
Die solidariteit en die verantwoordelijkheid zal er echter niet komen zonder een ethisch reveil bij alle lagen van de bevolking. NV-A zei onlangs dat ze in de gemeenten de steuntrekkers thuis zal bezoeken, om te zien of ze geen profiteurs zijn van het systeem (te lui om te werken). Hetzelfde zou dan bijvoorbeeld ook moeten gebeuren bij hen die onlangs een luxeauto kochten, om te zien of ze geen profiteurs zijn van de economische crisis (winstmaximalisatie en bespaard op personeel).