David Dessin: ‘Oprukkende haat tegen christenen’

In de debatten over de strijd en de vele oorlogen die woedden in het Midden Oosten hanteert men allerlei termen, van etnische zuivering tot ‘gazacaust’, en genocide. In al dat retorisch geweld blijft één groep mensen vreemd genoeg systematisch onderbelicht. We hebben het over de christenen in het Midden-Oosten. Hoog tijd om kennis te maken met deze vreemde Ander, in Europa al sinds 1915 even onbekend als onbemind, maar zonder wie we het hedendaagse en toekomstige Midden-Oosten onmogelijk kunnen begrijpen.

Het is opvallend hoe weinig zij  – die het christendom zo vaak imperialisme en Eurocentrisme verwijten – afweten van het niet-Europese christendom.

Voor vele Europeanen is het christendom immers nog steeds de oude vijand van de Verlichting en de moderniteit: de kerk met haar flagellanten en de Spaanse inquisitie, de kruisvaarten en het imperialisme.

Maar de christelijke wereld van de middeleeuwen was – net zoals vandaag – eindeloos meer divers dan dat. Naast de wereld van het Europese christendom was er immers ook nog de wereld van het oosterse en nog een andere, derde wereld van het Aziatische christendom. De rijke cultuur die er zich ontwikkelde maakt landen als Mesopotamië in die tijd evengoed tot een cultureel en geestelijk centrum van het christendom als Frankrijk of Duitsland.

Vergelijkbaar

De opkomst van de Islam bracht in de eerste eeuwen een (relatief) klimaat van tolerantie, dat christenen toeliet een belangrijke en soms essentiële rol te spelen in de Islamitische samenlevingen. De joods-christelijke cultuur van de dhimmis, de veroverde volkeren, de Nestorianen en de Kopten zorgden voor vertalingen van klassieke Griekse teksten en brachten wetenschap en vooruitgang met zich mee. De leden van de Oosterse kerken noemden zich Nasraye, ‘Nazareners’ van het Aramese woord dat de apostelen gebruikten, en ondanks grote beperkingen op hun religieuze en persoonlijke vrijheid (die nog net iets beter waren dan de vernietiging die de Perzen brachten) floreerden hun gemeenschappen en hun cultuur tot in de veertiende eeuw, toen een golf van geweld en extremisme over het Midden Oosten vloeide.

Vanaf dat moment werd de situatie van christenen onder islamitische heerschappij vergelijkbaar met die van de joden in het toenmalige christelijke Europa, aldus de onderzoeker Filip Jenkins. Het was zowel op klimatologisch als op religieus vlak een kleine ijstijd, gekenmerkt door natuurrampen, ziektes, verwoestingen en vooral veel genocides.

De tot de Islam bekeerde Mongoolse heersers over Mesopotamië, Armenië, en Syrië namen draconische maatregelen om christenen te vervolgen. Tamerlane en zijn kleinzoon Ulugh Beg roeiden christelijke en joodse gemeentes virtueel uit in het Oosten. Wat overbleef bestond slechts nog in de marges van de samenleving, vergelijkbaar met de joodse Shtetls in Oost-Europa.

‘Holocaust’ van christenen

In 1894-95 liet Sultan Abdul Hamid een honderdduizendtal Armeniërs uitmoorden in wat Amerikaanse kranten toen beschreven als een ‘Holocaust.’ Het Ottomaanse rijk zag de christelijke Armeniërs op haar grondgebied als een bedreiging (en als een mogelijk excuus voor het Christelijke Europa om binnen te vallen), en plande met de ‘Tehcir’ (deportatie) wet een politiek van ‘relocatie’, die in de praktijk neerkwam op een vorm van etnische zuivering.

Meer dan een miljoen Armeniërs werden uit hun huizen in Klein-Azië verjaagd en gedwongen in een lange mars te wandelen in de richting van de woestijn in Noord Syrië. Voor eten of drinken werd niet gezorgd, mensen werden doodgeranseld of –geschoten, en Armeense vrouwen en meisjes werden regelmatig verkracht. De journalist Robert Fisk beschrijft wat hij noemt als ‘het Auschwitz van het Armeense volk, de plaats van ’s werelds eerste, vergeten Holocaust.’

Fisk maakt de vergelijking hier niet om te choqueren of aandacht te vragen voor een wreed gebeuren, maar vanuit de vaststelling dat het Turkse schrikbewind tegen de Armeniërs als uitdrukkelijke bedoeling had een volk van bijna anderhalf miljoen mensen geheel uit te roeien.

In de jaren na 1915 ontwikkelt de Poolsjoodse advocaat Raphael Lemkin de term ‘genocide’ voor de systematische uitroeiing van etnische, religieuze of sociale gemeenschappen. Terecht erkende Lemkin dat zulke daden een precedent schiepen voor latere regimes. Zo kon Hitler zich in 1939 immers afvragen: ‘Wie heeft het tegenwoordig nog over de vernietiging van de Armeniërs?’

Uitbarsting van geweld

Na de eerste wereldoorlog en het verdwijnen van het Kalifaat gingen moslims op zoek naar een nieuw politiek model, wat ze vonden in het Arabische secularisme en het nationalisme. Wat overbleef van de christelijke gemeenschappen in Egypte, Syrië, Palestina en Irak steunde deze seculiere bewegingen, die voor hen immers de beste overlevingskansen boden (seculiere samenlevingen zijn immers altijd beter voor religieuze minderheden).

Vele van de stichters en meest zichtbare militanten van de linkse, socialistische en communistische groepen in die regio waren christenen, zoals Constantin Zureiq en Michel Aflaq. Ook de Palestijnse strijd tegen de staat Israel werd vaak aangevoerd door orthodoxe christenen als George Habash en Nayef Hawatmeh. In de jaren ’80 vloeide er echter een nieuwe golf van gewapende conflicten, politieke en economische stagnatie en religieuze vervolging over het Midden Oosten.

Het antichristelijke geweld van de Taliban in Afghanistan, de Moslimbroeders en salafistische fracties in Egypte, Hamas in Palestina,… Na de val van Hussein volgde er in Irak een ware Apocalyps van geweld tegen christenen. Extremistische groeperingen reduceerden de christelijke gemeenschappen in enkele jaren tijd tot een fractie van de 1,4 miljoen christenen die het land in 1991 nog had geteld. Kerken die teruggaan op de dagen van de apostelen zijn in minder dan twee decennia van de kaart gevaagd. Meer dan 100.000 Irakese christenen zijn op de vlucht.

Met het uitbreken van de oorlog in Syrië kwam er een uitbarsting van antichristelijk geweld. Sinds 2011 zijn alle christenen uit Homs verdreven, 50.000 mensen zijn op de vlucht, in Qusayr moest een christelijke bevolking van 10.000 mensen vluchten, honderden christelijke burgers stierven in de belegering van Rableh. Over het hele land worden antichristelijke aanvallen, ontvoeringen en moordpartijen uitgevoerd.

Christelijke winter

ISIS, de strijdkrachten van de ‘Islamic State of Iraq and Al-Sham’, hebben het kalifaat opnieuw uitgeroepen en beloofde een strijd te voeren tegen de christenen, Shi’a Moslims en mede-Sunnies, een strijd die hen zelf tot aan de poorten van Rome zou leiden. De troepen van Isis stellen de lokale bevolking – christenen maar ook andere religieuze minderheden – voor de keuze zich te bekeren of te sterven. Op de deuren van de huizen werd het Arabische teken ‘N’ plaatst, voor Nasraye, ‘Nazareners’ van het Aramese woord dat de apostelen gebruikten, als teken dat de gebouwen in het bezit zijn van de Islamitische staat.

Volgens sommige gevluchte families blijft er van de 35.000 christenen die Mosul in 2003 nog telde vandaag geen één meer over. Niet meer dan twaalf miljoen mensen blijven er vandaag nog over van de ooit bloeiende christelijke gemeenschap in het Midden Oosten. De Arabische Lente is uiteindelijk overgegaan in een christelijke winter.

Protest?

De voormalige Engelse opperrabbijn Jonathan Sacks vertelde het Britse parlement onlangs nog dat het lijden van de christenen in het Midden Oosten ‘een van de misdaden tegen de mensheid van onze tijd’ is.

Hij vergeleek de situatie met joodse pogroms in Europa en zei dat hij ontzet was door het gebrek aan protest vanuit Europa. Hoe komt het toch dat Europeanen zo weinig interesse hebben in deze vervolgde religieuze groep? Zoals Régis Debray het stelt: te religieus voor links, te buitenlands voor rechts, vallen de christenen voorlopig blijkbaar gewoon buiten de morele radar van het Westen. Of zoals die andere Europeaan het in 1939 zei: ‘Wie heeft het tegenwoordig nog over de vernietiging van de Armeniërs?’

 

 

Bron: De Redactie – 10 augustus 2014

Laat een reactie achter