Dries Deweer: ‘Falende justitie is bom voor democratie’
Het falen van justitie vormt voor de Vlamingen een van de grootste pijnpunten, zo blijkt uit “De foto van Vlaanderen”, het maatschappelijke onderzoek van de VRT. En als daar niks aan gebeurt, heeft dat belangrijke gevolgen voor onze democratie.
Vier op vijf Vlamingen heeft schoon genoeg van de vrijspraken door procedurefouten of de mogelijkheid voor fraudeurs om een strafvordering af te kopen. Daarmee samenhangend zijn ze ervan overtuigd dat wie rijk en machtig is aan justitie weet te ontsnappen. Dit vormt een ernstig rechtvaardigheidsprobleem, maar het is ook een potentiële bom onder de democratie.
Recht is nooit synoniem van rechtvaardigheid
De problematiek van de procedurefouten werd vorig jaar extra in de verf gezet door de aangrijpende film Het vonnis van regisseur Jan Verheyen. Een memorabel fragment uit de film speelde zich af toen acteur Johan Leysen met een onnavolgbare ingehouden pathetiek declameerde: “Recht is niet langer synoniem van rechtvaardigheid!”
Daarmee gaf hij uiting aan onze spontane reactie van verontwaardiging over onrecht wanneer we geconfronteerd worden met het falen van ons rechtssysteem. Toch is die uitspraak strikt genomen onzin. Recht is immers nooit synoniem van rechtvaardigheid.
Om te beginnen behoren beide begrippen tot een andere sfeer. Recht is een juridisch begrip, verwijzend naar een feitelijke orde van wetgeving en rechtspraak. Rechtvaardigheid is een moreel begrip, verwijzend naar een wenselijke orde, een aspect van het goede. Dit verschil komt op vele manieren tot uiting, waarvan ik er een aantal onder de aandacht breng.
Andere doelstellingen
Ten eerste moeten we ons bewust zijn van het feit dat het recht op een primair niveau, voorafgaand aan de zorg voor rechtvaardigheid, dient om te zorgen voor vrede, orde en veiligheid. Uiteraard willen we dat een ordelijke samenleving ook rechtvaardig is, maar die doelstellingen vallen niet volledig samen. Vraag maar aan de gemiddelde Syriër, Somaliër of andere inwoner van een gebied dat overgeleverd is aan anarchie wat de eerste prioriteit is voor de staat.
Rechtvaardigheid als doelstelling staat dus niet aan het begin van het recht, maar ten tweede mag het er ook niet altijd de ultieme doelstelling van zijn. Een samenleving die alleen gebaseerd is op rechtvaardigheid is een kille samenleving. Ook liefde voor de medemens heeft hopelijk een plaats. Als een goede samenleving een wisselwerking tussen rechtvaardigheid en liefde vereist, dan moet die wisselwerking tot op zekere hoogte ook in het recht kunnen doordringen, bijvoorbeeld in de mogelijkheid tot mildheid en genade.
Pluralisme
Ook het pluralisme impliceert dat recht nooit synoniem kan zijn van rechtvaardigheid. Met pluralisme bedoel ik in de eerste plaats de veelheid aan opvattingen over het “goede” die leven in onze maatschappij. We hebben allemaal een mening over wat al dan niet rechtvaardig is en die vele meningen komen op zijn zachtst gezegd niet altijd overeen.
Bijgevolg zal het recht de ambities moeten beperken tot normen die iedereen in principe als algemeen geldend kan accepteren. Zelfs als de fiscale wetgeving tot in de puntjes uitgevoerd en afgedwongen wordt, zullen velen dus toch spreken van groot onrecht. Als ik alleen maar de uitersten vermeld, dan zijn er aan de ene kant aanhangers van absoluut eigendomsrecht die elke belasting diefstal vinden en aan de andere kant zijn er diegenen die vinden dat herverdeling niet ver genoeg gaat zolang er een kloof tussen arm en rijk bestaat.
Naast dit maatschappelijk pluralisme is er ook een pluralisme eigen aan rechtvaardigheid. Dat concept omvat immers vele dimensies die met elkaar in conflict kunnen komen. In deze context valt bijvoorbeeld op dat er een verschil is tussen rechtvaardige middelen en een rechtvaardige uitkomst. Dat een wettelijke procedure gevolgd moet worden alvorens iemand veroordeeld kan worden is belangrijk om te kunnen spreken van rechtvaardige middelen.
We merken tot onze scha en schande dat dit niet altijd ten dienste staat van een rechtvaardige uitkomst, met name wanneer misdadigers vrijgesproken worden op grond van procedurefouten.
Rechtsvacuüm
Met het onderscheid tussen recht en rechtvaardigheid wil ik geenszins beweren dat er geen rechtvaardigheidsprobleem zou zijn. Integendeel, het is een flagrante onrechtvaardigheid wanneer bewezen misdaden onbestraft blijven, zeker wanneer dit eerder het geval is wanneer de dader zich een dure procedurepleiter kan veroorloven. Hetzelfde geldt voor de uitbreiding van de afkoopwet voor fraudezaken, waarbij nu zelfs een gevangenisstraf ontlopen kan worden als je financieel in staat bent om een minnelijke schikking te aanvaarden. Deze schendingen van het principe van gelijkheid voor de wet zijn zonder enige twijfel onrechtvaardig.
Wat ik wil benadrukken is dat er niet alleen een rechtvaardigheidsprobleem is, maar ook een rechtsprobleem. Zowel de gevolgen van procedurefouten als de verruiming van de afkoopwet houden verband met het falen van het rechtssysteem. Justitie is mensenwerk en mensen maken fouten. De wet voorziet echter in zeer verregaande gevolgen van procedurefouten. Hier komt het onvermogen van justitie dus voort uit de wet.
In het geval van de afkoopwet gebeurt het omgekeerde. Een cruciale reden achter de verruiming van de afkoopwet is het feit dat grote fraudezaken zelden tot een goed einde worden gebracht voor de rechtbank, vaak omdat de feiten verjaren vooraleer het parket de zaak rond krijgt. De mogelijkheid van een minnelijke schikking is dan een pragmatische noodoplossing. Hier komt de wet dus voort uit het onvermogen van justitie. In beide gevallen komt het in essentie neer op het onvermogen om de wetten die de samenleving oplegt ook effectief af te dwingen. Zelfs los van de vraag naar rechtvaardigheid vormt dit rechtsvacuüm een fundamenteel politiek probleem.
Thomas Hobbes
De basistaak van de staat is immers een rechtsorde te installeren en te handhaven. Dit komt in het bijzonder tot uiting in de theorie van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679), de vader van de moderne politieke filosofie. Hobbes stelde dat we politiek moeten begrijpen vanuit de fictieve vooronderstelling van een sociaal contract. Die idee houdt in dat mensen oorspronkelijk zouden leven in een natuurtoestand, zonder opgelegde orde. In die natuurtoestand zou ieder zijn eigenbelang nastreven ten koste van de ander, wat resulteert in een oorlog van allen tegen allen.
Om te ontsnappen aan het miserabele leven in die natuurtoestand zouden de mensen een contract sluiten waarin ze hun vrijheid afstaan aan een heerser die voor orde en veiligheid zorgt. De onderwerping aan de heerser is echter afhankelijk van de mate waarin de staat effectief orde en veiligheid garandeert. Als de staat stelt dat iets niet mag, dan moet dat ook betekenen dat het niet kan, althans niet zonder de nodige gevolgen te dragen. Als de staat daarin op flagrante wijze tekortschiet, dan mogen burgers het regime de rug toekeren of omverwerpen.
Waarschuwing voor de democratie
Wat we in de hedendaagse context van Hobbes leren is dat een regime dat de wetten die ze oplegt niet weet af te dwingen legitimiteit verliest. Niet dat we hier dadelijk een revolutie moeten verwachten, maar we moeten ons bewust zijn van het feit dat een wijdverspreid ongenoegen over de onmacht van justitie de deur openzet voor populistische en antidemocratische krachten.
De democratie is er dus bij gebaat als ook de politici deze kwestie als een prioriteit behandelen. Zo kunnen ze al te makkelijke autoritaire en immorele alternatieven de wind uit de zeilen nemen. Bijna twintig jaar geleden toonde de Witte Mars aan dat het ongenoegen ten aanzien van justitie bovenaan de politieke agenda kan worden gezet. Hopelijk schiet de politiek deze keer wakker zonder voorafgaand maatschappelijk trauma.