Dries Deweer: ‘Wordt de band tussen personalisme en christendemocratie niet al te gemakkelijk aangenomen?’
‘Het personalisme is een veeleisend denkkader. De grijsheid waarmee christendemocraten geassocieerd worden heeft weinig van doen met de felle oproep om de uniciteit van elke mens voor ogen te houden’, schrijft filosoof Dries Deweer van Logia.
Menig De Morgen-lezer zal zich verslikt hebben in zijn koffie bij het lezen van het essay van Joël De Ceulaer dat op 6 augustus in de krant stond. De auteur in kwestie was zich daar overigens van bewust. “Stemadvies is niet meer van deze tijd,” zo schreef hij, “maar toch.” Wat volgde in het stuk met als titel ‘Linkse kiezers moeten wat vaker voor CD&V stemmen‘ was een warm pleidooi voor de morele superioriteit van de personalistische kijk op hedendaagse maatschappelijke uitdagingen, gekoppeld aan een oproep aan linkse kiezers om een stem voor de christendemocraten in overweging te nemen. Zelden zien we een journalist zo de nek uitsteken. Maar heeft hij ook gelijk?
Wat is personalisme?
Personalistische denkers, zoals Jacques Maritain en Emmanuel Mounier, zochten naar de roeping van de mens in de samenleving van halverwege de twintigste eeuw, in oppositie tegen de toen dominante ideologieën: het communisme, het fascisme en het zogenaamde ‘bourgeoiskapitalisme’. Hun centrale uitgangspunt stelde dat de mens geen atomair individu is, maar een gemeenschapswezen, dat desalniettemin een absolute individuele waarde heeft.
‘Wordt de band tussen personalisme en christendemocratie niet al te gemakkelijk aangenomen?’
Bovendien zochten ze naar een integrale visie op de mens in de samenleving, een visie die de hele persoon in acht neemt, in plaats van de mens te reduceren tot een productiefactor, een lid van een bepaalde natie, of een ander deelaspect. De spirituele en materiële dimensie van de persoon moesten in evenwicht gebracht worden in een “integraal humanisme”.
Tegenover de liberale verheerlijking van het individu plaatst het personalisme, zoals de naam verraadt, het concept van de persoon. In onderscheid met het zelfgenoegzame en vervreemde individu benadrukt het persoonsconcept dat de mens niet alleen een autonoom, maar ook een verbonden en spiritueel wezen is. Elke mens is uniek en moet in zijn individueel vermogen tot denken en handelen gerespecteerd moet worden. Tegelijkertijd worden we pas mens in relatie met anderen. We kunnen ons pas ontplooien omdat we ingebed zijn in een gezin, in verenigingen en in een brede samenleving die voor ons zorgen en waarvoor wij op onze beurt zorg dragen.
Geschapen vrijheid
Het personalistische mensbeeld impliceert ook een bepaalde visie op vrijheid. Voor een personalist is vrijheid niet de negatieve vrijheid van het liberalisme: de vrijheid om te doen wat je maar wil, zonder dat een ander jou belemmert, zolang je zelf ook een ander geen schade toebrengt. Voor een personalist is vrijheid positieve vrijheid: De vrijheid om je eigen roeping in het leven te ontdekken en te realiseren door en voor de gemeenschap. Het gaat dan dus niet zozeer over zelfbeschikking, maar over zelfontplooiing met en voor anderen.
Dat hangt samen met de idee van geschapen vrijheid: de idee dat vrijheid geen natuurlijke bezitting is, maar iets dat we te danken hebben aan de gemeenschap die ons die vrijheid garandeert. Vrijheid impliceert daarom altijd ook een dimensie van verschuldigd-zijn ten aanzien van de gemeenschap, waardoor vrijheid gekoppeld is aan verantwoordelijkheid.
Personalisme en christendemocratie
De kernideeën van het personalisme gaven aanleiding tot concrete reflecties over samenleving, economie en politiek. Die reflecties hadden een sterke invloed op onze na-oorlogse politiek, in het bijzonder via de christendemocratie, die in het personalisme haar ideologische bindmiddel vond, tot op vandaag.
Het is die personalistische grondslag van de christendemocratische politiek die Joël De Ceulaer in de bloemetjes zet: “Zeker vandaag is het personalisme robuuster dan de andere ideologieën. Dat blijkt in het debat over de terreurdreiging, in het debat over de vluchtelingencrisis, én in het debat over diversiteit en de inclusieve samenleving. […] [Ik] durf te denken dat een christendemocraat toch minder snel een aangebrande gedachte zal koesteren dan zijn collega’s van andere ideologische strekkingen. Dankzij dat personalisme, dus: altijd de menselijke persoon blijven zien.”
Ook personalisme kent radicale denkers
Dat christendemocraten bij ons en elders zich door het personalisme geïnspireerd weten om voet bij stuk te houden inzake het respect voor moslims en vluchtelingen is inderdaad lovenswaardig. Tegelijkertijd moeten we ons de vraag stellen of de band tussen personalisme en christendemocratie niet al te gemakkelijk wordt aangenomen. Enerzijds komt dat door het feit dat bijna niemand het personalistische denken nog op zichzelf bestudeert, los van de wijze waarop christendemocraten dat interpreteren. Ook De Ceulaer maakt zich daar schuldig aan.
Wanneer hij Mounier omschrijft als de denker van het moedige midden, dan kan ik mij moeilijk inbeelden dat hij diens werk ook daadwerkelijk heeft gelezen. Mounier stond niet voor enerzijds/anderzijds. Hij was een radicale denker met revolutionaire trekjes.
Veeleisend denkkader
Dat brengt mij dadelijk ook bij de andere reden: het personalisme is een veeleisend denkkader. De grijsheid waarmee christendemocraten geassocieerd worden heeft weinig van doen met de felle oproep om de uniciteit van elke mens voor ogen te houden. Christendemocraten blijken selectieve personalisten. Naast de lovenswaardige moed van het ‘Wir schaffen das’ in de vluchtelingencrisis, horen we al te vaak ‘Wir schaffen das nicht’. We kunnen denken aan de vermogenswinstbelasting, de pro deo-hervorming en andere concrete dossiers, maar het duidelijkste voorbeeld vinden we wellicht in het zorgbeleid. Ook daar verwijst CD&V naar het personalisme, als achtergrond voor het discours over de vermaatschappelijking van de zorg.
‘Zonder te werken aan een kader waarbinnen mensen in staat zijn om extra zorgtaken op zich te nemen is het ganse discours van vermaatschappelijking van de zorg een platte besparing op de kap van de weerlozen.’
De zorg voor de zwakkeren als gedeelde verantwoordelijkheid sluit in principe aan bij de personalistische intuïties. Concreet wil men ervoor zorgen dat mensen minder beroep doen op peperdure instellingen, door hen thuis de nodige zorg aan te bieden. In de praktijk betekent het echter vooral dat de overheid verantwoordelijkheid van zich afschuift en bij de mantelzorgers legt, voor wie omkadering en vangnet al te vaak ontbreken.
Dezelfde vermaatschappelijkingsideologie speelt ook binnen de instellingen zelf. Onder druk van de besparingen streeft men ook daar naar de vervanging van professionele zorgverleners door vrijwilligers uit de omgeving van de bewoners. Hoe je dat duurzaam en even kwalitatief geregeld krijgt in een maatschappij waar iedereen verwacht wordt langer en harder te werken, het is mij een raadsel. Het mag duidelijk zijn, zonder te werken aan een kader waarbinnen mensen in staat zijn om extra zorgtaken op zich te nemen is het ganse discours van vermaatschappelijking van de zorg een platte besparing op de kap van de weerlozen. Dat verkopen als personalisme is een aanfluiting.
De Ceulaer werpt terecht op dat het personalisme een robuust en onderschat denkkader is om de uitdagingen van de hedendaagse samenleving op fatsoenlijke wijze aan te pakken. Het mag echter duidelijk zijn dat die lof voor de christendemocraten eerder een opdracht dan een verworvenheid inhoudt.
Bron: Knack.be