Tony Vande Casteele: ‘Wat kan het evangelie ons leren over het basisinkomen?’
‘In ons land ontstaat een categorie van werkende armen’, schrijft Tony Vande Casteele. Op uitnodiging van Logia buigt hij zich voor de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be over het basisinkomen.
Pas afgestudeerd kreeg ik de job van mijn dromen aangeboden: personeelschef van een middelgrote textielonderneming. Ik moest me toen wel tevreden stellen met een sober startloon, máár met een mondelinge garantie dat dit snel zou groeien, afhankelijk van mijn functioneren.
Ik nam het risico.
Vandaag start de financiële carrière van een werknemer doorgaans anders. Diploma, werkervaring, de marktwaarde van de functie en haar positie binnen de hiërarchie, de tewerkstellingsgraad en dies meer bepalen in belangrijke mate het aanvangsloon. Groeimogelijkheden door anciënniteitsopbouw (baremieke verhogingen), doorgroei in de functie of naar een hogere functie en promotie (gunstige evaluatie) geven aan deze realiteit een zekere dynamiek.
Het geeft ons misschien het gevoel dat ‘loon naar werken’ en ‘gelijk loon voor gelijk werk’ effectief worden gerespecteerd en gewaardeerd. Maar is dat wel zo?
Regelmatig hoor ik verhalen van jonge mensen die getuigen dat het moeilijk is om de eindjes aan elkaar te knopen. Wie jong is, en nog niet veel werkervaring heeft, kan het moeilijk hebben om een degelijk huis te huren, laat staan een lening aan te gaan om er een te kopen. Toch staat het kopen van een huis bij veel jonge mensen bovenaan hun verlanglijstje.
De combinatie van aanzienlijke ‘eerste’ uitgaven en een startersloon is niet eenvoudig. Een starter die niet in de stad woont, moet vaak voor zijn of haar eerste job een auto aanschaffen. Maar ook een vijftiger die twee jaar geleden zijn huis heeft zien wegspoelen in Pepinster, zal niet toekomen met hetzelfde loon om zijn leven terug op de rails te krijgen als een leeftijdsgenoot wiens hypotheek van een huis in een regio die niet getroffen werd door de ramp al is afbetaald.
Zou het niet logischer zijn om loon te bekijken naar gelang iemands noden om een gewoon leven te kunnen leiden?
Eén denarie
De vraag brengt me bij een verhaal uit het evangelie over een landheer die er ‘s ochtends op uittrok om arbeiders voor zijn wijngaard te zoeken. Nadat hij met de arbeiders een dagloon was overeengekomen van één denarie, stuurde hij hen naar zijn wijngaard.
Drie uur later trok hij er opnieuw op uit en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, zei hij ook: ‘Gaan jullie ook maar naar mijn wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.’ En ze gingen erheen.
Tegen het einde van de dag trof hij een groepje. Hij vroeg: ‘Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?’ ‘Niemand heeft ons ingehuurd,’ antwoordden ze. Hij: ‘Gaan jullie ook maar naar de wijngaard.’
Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: ‘Roep de arbeiders bij je en betaal het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten.’
En zij die er vanaf het einde van de dag waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die een denarie.
Toen ze het geld hadden aangenomen, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: ‘Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden.’
Hij antwoordde een van hen: ‘Ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? Neem wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten hetzelfde geven als aan jou. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of ben je jaloers omdat ik goed ben?’
Werkende armen
In ons land ontstaat een categorie van ‘werkende armen’: mensen die een baan hebben waarmee ze niet genoeg verdienen om hun leven te kunnen leiden. Huur, energiefactuur, internetabonnement, verzekeringen, voeding, vervoer en verplaatsingen, misschien nog kosten voor kinderen of medische kosten, slorpen hun volledige maandloon op. En dat in een rijk land waar ‘loon naar werken’ en sociale zekerheid ingeburgerde waarden zijn.
Uit het verhaal van de arbeiders hierboven leer ik dat al wie bereid is tot werken, al wie ter beschikking staat om een bijdrage te leveren aan de welvaart van onze samenleving, recht zou moeten hebben op de vruchten van die samenleving, op een menswaardig bestaan.
Het staat helemaal haaks op de manier waarop we vandaag denken over ‘loon naar werken’, maar de landheer suggereert dat op het einde van de dag iedereen nood heeft aan brood op tafel, een dak boven het hoofd en andere basisbehoeften. Daarmee rechtvaardigt hij zijn beloningsstrategie.
Komt het idee van een basisinkomen – ik noem het liever een bestaanszekerheidsvergoeding – hier niet om de hoek kijken? Zou het niet mogelijk zijn om aan alle burgers zo’n vergoeding te geven, naast gangbare verloningsystemen? Kunnen we onderzoeken of een basisinkomen meer gelijkheid in de hand werkt? Vragen die de moeite waard zijn voor de toekomst.