Mark Van de Voorde: ‘Met wat nu gebeurt moeten we wél herinneren aan de donkere jaren dertig!’
In Amerika worden kinderen weggenomen van hun ouders en in kooien opgesloten. In Europa wordt een schip met vluchtelingen in een haven geweigerd. Op sociale media krijgen vreemdelingen namen van ongedierte en spreken politici van opkuisen.
Alle maatschappelijke problemen en zelfs de armlastigheid van de sociale zekerheid worden in de schoenen van de migranten geschoven. Gore cartoons worden gul gedeeld. Cijfers over het aantal vluchtelingen worden opzettelijk uitvergroot en de perceptie bij autochtonen van het aantal allochtonen is tientallen keren groter dan de werkelijkheid.
En toch is het ons verboden om te herinneren aan de jaren dertig. Doe je dat toch, dan krijg je het verwijt van de reductio ad Hitlerum. Of men schreeuwt dat Godwin daar weer is. Dat Hitler bij alles betrokken wordt. Dat is dan de simpelste manier om je de mond te snoeren. De mond snoeren van al wie niet mee marcheerde in de nieuwe denkrichting, was niet toevallig toen ook gebruikelijk. Een reden te meer misschien om toch te herinneren aan die tijd.
“De mond snoeren van al wie niet mee marcheerde in de nieuwe denkrichting, was niet toevallig in de jaren dertig ook gebruikelijk”
Mike Godwin, de bedenker van de Wet van Godwin – “Naarmate online-discussies langer worden, nadert de waarschijnlijkheid van een vergelijking met de nazi’s of Hitler tot 1″ – heeft nooit de bedoeling gehad om discussies te doen ophouden, maar om deelnemers aan een discussie bewuster te maken van de vraag of een vergelijking met de nazi’s of Hitler gepast is.
Niet meteen. Niet vaak. Soms helaas wel. En dat soms is helaas nu aangebroken.
Het is evident dat men voorzichtig moet omspringen met de verwijzing naar nazi’s en Hitler. Het mag geen stoplap worden. Die vergelijking is ongepast, als ze letterlijk personen of zaken van nu gelijkstelt aan personen of zaken van toen: een snorretje plakken op de foto van een politicus of hem in een SS-uniform stoppen bijvoorbeeld. Dergelijke vergelijkingen zijn niet alleen ongepast, ze zijn ook fout.
De vergelijking is wel gepast, als ze wil wijzen op de gevaren van populistische uitspraken die inspelen op de wij-zij-tegenstelling, van een discours dat de schuld voor alles wat fout loopt toewijst aan één bevolkingsgroep (vreemdelingen nu, joden toen). Die vergelijkingen zijn niet alleen gepast, ze zijn ook wenselijk. Omdat het methodes zijn die het nazisme gebruikte om het volk op te jutten. Ze moeten ons waarschuwen.
Helaas, we naderen het hitsige verhitte klimaat van toen. Met rasse schreden overigens. Ook toen werd een schip met vluchtelingen (joden) in een haven geweigerd (de MS Saint Louis). Ook toen werden racistische cartoons verspreid. Ook toen zei men dat één bepaalde bevolkingsgroep de ‘eigen identiteit’ aan het vernietigen was. Ook toen gaf men ‘vreemden’ (joden) de namen van ongedierte. Ook toen werden kinderen uit de armen van hun ouders gesleurd en achter metalen hekken gestopt. Of was dat laatste al de jaren veertig?
Parallellen
Mogen we dan niet waarschuwen? Want er zijn parallellen tussen maatschappelijke bewegingen en mentale veranderingen van nu en van toen. Mensen die daarop wijzen, zeggen helemaal niet dat de actoren van nu identiek zijn aan de nazi’s van toen. Ze wijzen enkel op het gevaar van een morele afglijding die ongewild kan eindigen in een samenleving waarin, net als toen, het respect voor de menselijke waardigheid niet universeel meer is maar enkel geldt voor onszelf.
We moeten waarschuwen voor de verschuiving van de publieke opinie: van solidariteit naar vijanddenken, van naastenliefde naar uitsluiting, van openheid naar xenofobie, van humanisme naar racisme. We moeten er ook durven op wijzen dat sommige politieke voorstellen van vandaag erg gelijken op wetten van ‘toen’. Ja, we moeten dringend aan de jaren dertig herinneren. Niet om te beschuldigen, maar om te waarschuwen.
“We moeten erkennen dat een samenleving niet veel nodig heeft om haar menselijkheid te verliezen en onveiligheidsgevoelens om te zetten in haat”
Bij elke herinnering aan de jaren dertig de Wet van Godwin inroepen of het hebben over een reductio ad Hitlerum, dat is pas ongepast. Het is immers een poging om de rationele discussie – en daartoe behoort het beroep doen op de geschiedenis – te doen ophouden over menselijke waardigheid, mensenrechten, gelijkheid en solidariteit.
Het is niet alleen ongepast, het is ook gevaarlijk. Omdat het een weigering is om te erkennen dat een samenleving niet veel nodig heeft om haar menselijkheid te verliezen en onveiligheidsgevoelens om te zetten in haat.
De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper merkte in 1947 terecht op:
“Het nazisme en het fascisme zijn verslagen, maar ik ben verplicht om te beseffen dat deze nederlaag niet betekent dat de barbarij en de wreedheid uitgeroeid zouden zijn.”
We zijn gewaarschuwd.
Bron: Vrtnieuws.be