Kolet Janssen: “Mensen van elders of met andere gewoontes bepalen mee hoe ons land in elkaar zit, of we dat nu willen of niet”

Het Migratiepact, dat de (politieke) gemoederen verhit, stemt Kolet Janssen tot nadenken: frieten, pralines en koterijen zouden typisch Belgisch moeten zijn, maar wat bepaalt onze identiteit? En moet dat altijd zo blijven? “Mensen met andere gewoontes en mensen die van elders komen, horen stilaan net zo goed bij onze samenleving als alle anderen.”

Het is bijna niet uit te leggen, maar toch hebben we allemaal ergens een vaag idee van wat kan en wat niet kan in onze samenleving. Wat erbij hoort en wat niet. Onze identiteit is een oneindig complex samenspel van allerhande factoren.

Hoe we elkaar groeten of niet groeten. Waarover we met wildvreemden spreken en waarover niet. Wat we zoal eten en op welke momenten. Welke feesten we vieren en hoe. Hoeveel minuten je te laat mag komen om toch nog op tijd te zijn. Of je een cadeautje meeneemt als je bij iemand op bezoek gaat of niet. Welke talen we spreken. Welke kleren we in welke situatie dragen. Wat je rechtstreeks aan iemand kunt zeggen of vragen, en waarvoor je beter een omweg kiest. Welke overtuiging je aanhangt en op welke plaatsen je daarvoor wel en niet uitkomt. Al die dingen samen en nog een heleboel meer maken uit wie we zijn en op welke punten we van elkaar verschillen.

Typisch Belgische kledij en onze blote vrouwenmode

Er zit een vrij grote rek op al die dingen. In het ene gezin eten ze andere dingen en op andere tijdstippen dan bij de buren. Onderling verschillen we best van kledingstijl, maar als je even de grens overgaat, zie je dat er toch zoiets als typisch Belgische kleren zijn. Op de trein in Nederland gaan de mensen veel directer tegen je aanpraten dan bij ons. Al heb je natuurlijk ook bij ons in zichzelf gekeerde mensen en meer uitbundige types. Enzovoort. Mensen vinden het ook niet echt erg dat hun buren of stadsgenoten anders zijn, binnen bepaalde grenzen. Het is juist leuk dat je in dat Marokkaanse, Afrikaanse of Poolse winkeltje weer andere dingen kunt krijgen, die je in je soep of stoofpot kunt verwerken.

Maar af en toe botsen we op dingen, die voor een aantal mensen ‘te ver’ gaan. Een man die vrouwen niet de hand wil schudden. Twee mannen die per se hand in hand willen lopen. Een vrouw die fier een hoofddoek wil dragen. Mensen die zich ergeren aan ‘onze’ Zwarte Piet. Een echtpaar dat na meer dan dertig jaar in ons land nog steeds niet onze taal spreekt. Kinderen die in onze ogen veel te laat en veel te luid op straat spelen. Mensen die commentaar leveren op onze ‘blote’ vrouwenmode. Opgroeiende jongens die geen gezag aanvaarden van vrouwelijke leraressen of treinbegeleidsters.

Dan schieten we in actie. ‘Dat kan niet!’ roepen we vol overtuiging. Goede argumenten hebben we daarvoor niet altijd, maar het heilige vuur van de identiteit brandt in ons binnenste en we verdedigen heftig waarvoor we denken te staan. Als de ‘tegenpartij’ even vurig haar gedrag en gewoontes verdedigt, wordt het moeilijk.

We vergeten al te gemakkelijk dat onze identiteit, het eigene in onze cultuur, jaar in jaar uit zachtjes opschuift. Bij onze grootouders was bijvoorbeeld de omgang tussen jongens en meisjes heel anders geregeld dan nu. Scholen waren gescheiden en ook daarna kon je niet zonder toezichthoudend gezelschap in elkaars nabijheid verkeren. Ongehuwd samenwonen is nu de gewoonste zaak van de wereld, maar dat was meer dan doodzonde enkele generaties geleden. En ook de recepten, de mode, de huisinrichting, de taakverdeling tussen man en vrouw, de opvoeding van de kinderen, de godsdienstige gebruiken en nog veel meer zijn enorm geëvolueerd. Niemand wil zomaar terug naar die tijd.

Op een aantal gebieden zijn we soepeler en ‘ruimdenkender’ geworden, maar op andere juist niet. De evolutie gaat dus zeker niet altijd in dezelfde richting van minder regels en meer vrijheid. Onze hedendaagse kijk op roken, drankmisbruik achter het stuur en vrouwonvriendelijke opmerkingen zijn daar een duidelijk bewijs van. Op die punten is de bandbreedte tegenwoordig veel kleiner dan vroeger.

“We vergeten al te gemakkelijk dat onze identiteit, het eigene in onze cultuur, jaar in jaar uit zachtjes opschuift.”

We hebben dus wel een gezamenlijke identiteit, maar daar zit heel wat rek op, in de tijd en tussen de mensen van nu. Daaraan dacht ik toen ik onlangs over de markt in Sint-Truiden liep. Er waren daar ook een behoorlijk aantal Sikhs. Ik keek telkens verrast op van hun kleurige tulbanden in oranje of bijna lichtgevend groen, maar ik was echt de enige. Want de vele warm ingeduffelde, Belgische 70-plussers die er rondliepen in hun grijze en donkerblauwe jassen, waren er helemaal aan gewend. Figuren die er exotischer uitzagen dan Zwarte Piet in vol ornaat, werden er nauwelijks opgemerkt. Net als de anderen liepen ze van kraam tot kraam met volle boodschappentasjes. Ze hoorden gewoon bij het straatbeeld en geen enkele autochtone Belg had het daar blijkbaar moeilijk mee.

Mensen met andere gewoontes en mensen die van elders komen, horen stilaan net zo goed bij onze samenleving als alle anderen. In sommige steden zijn ze een grote groep, in andere gemeentes een minderheid. Maar ze zijn er altijd. We zouden ze missen als ze opeens onzichtbaar waren. Ons land zou niet meer hetzelfde zijn. Ik wil niet onderschatten dat het geregeld moeilijk is voor nieuwe Belgen of mensen die om een of andere reden anders zijn, om er bij ons echt bij te horen, maar toch doen ze dat. Ondanks domme en vervelende reacties. Zij bepalen mee hoe ons land in elkaar zit, of we dat nu willen of niet.

Het domste wat we dus kunnen doen, is angstvallig vastleggen wat onze gezamenlijke identiteit is. In een soort ‘tot hier en niet verder’-manifest. We beletten onszelf dan om te groeien. En we dreigen mensen uit te sluiten op basis van flauwe argumenten. Het is trouwens niet duidelijk wie het recht zou hebben om zo’n lijn te bepalen, waar je niet overheen mag stappen. Wie beslist wat kan in België en wat niet?

Betekent dat dan dat we zomaar alles moeten goedvinden? Natuurlijk niet. Sommige gewoontes, gedragingen of houdingen willen we niet in onze samenleving. Daarover zal telkens veel heen en weer moeten gepraat worden. En heel belangrijk: iedereen mag aan dat gesprek deelnemen. Daarvoor hoef je geen stamboom van Belgische voorouders te kunnen voorleggen. Iedereen die hier woont en deel uitmaakt van onze samenleving, mag mee bepalen wat kan en wat niet kan. Dat zal ongetwijfeld botsingen opleveren, maar zo gaat dat nu eenmaal in een democratisch land. Zolang we erover blijven praten, komen we er vroeg of laat wel uit. Voorlopig tenminste, altijd voorlopig. Wie had ook alweer bedacht dat wij Belgen uitmunten in het sluiten van compromissen? De komende tijd krijgen we alle ruimte om dat in praktijk te brengen.

 

Bron: vrtnws.be

Laat een reactie achter