Guido Vanheeswijck: ‘Hoe CD&V echt een tweede adem kan vinden’
In de weekendkrant fileerde Paul Goossens genadeloos het rapport van de ‘twaalf apostelen’ in zijn column (DS 21 september). ‘Een litanie van afgekloven managementideetjes’, noemde hij het reddingsplan voor CD&V. ‘Wat er gecommuniceerd moet worden, krijg je niet te lezen, wel dat de communicatie proactief, helder, snel en efficiënt moet zijn. Het is alsof twaalf freelancers uit de reclamewereld het nieuwste CD&V-evangelie schreven.’ Hoe een centrumpartij dan wel te redden, dat wist hij ook niet. In dezelfde krant beweerde zijn collega-columnist, Tom Naegels het wel te weten: door pragmatisch en pluralistisch te zijn en steeds bereid tot compromissen (DS 21 september). Dat is net wat CD&V in de voorbije decennia voorbeeldig had gedaan, en wat volgens Goossens haar ondergang inluidde.
Waar beiden het wel over eens waren, was dat het definitief achterhaald is om over het religieuze karakter van het christendom te spreken. Want ‘wat voor zin had het om waarden te verdedigen die niemand nog aanhing?’, meende Naegels. Goossens wist te melden dat christendemocraten zich twintig jaar geleden al zorgen maakten over hun imago: ‘Oubollig, extreem katholiek en prekerig’, heette het. Talloze christendemocraten treden hen daarin bij. Volgens Miet Smet is haar partij wel ‘een cultureel-christelijke partij, maar geen religieus-christelijke partij meer’ en Felix De Clerck is van oordeel ‘dat de partij daar in elk geval nu geen energie in moet steken. Het is een discussie die er echt niet toe doet’. Op zoek naar een tweede adem, vinden christendemocraten de religieuze betekenis van de C niet meer de moeite waard.
Die koudwatervrees voor de diepere inspiratie blijft niet zonder gevolgen. Bij gebrek aan inhoudelijke herbronning liggen twee pistes open: ofwel zet je in op voorgekauwde communicatiestrategieën (die alle partijen delen) ofwel volg je de mode, en stap je over van een religieus doorleefd christendom naar cultuurchristendom. Het wordt drummen, daar aan de rechterzijde. Bart De Wever schrijft in zijn jongste boek dat de Bijbel weliswaar ‘vol verwerpelijke zaken’ staat, maar dat het cultuurchristendom nu eenmaal onze traditie is. De visienota van Hendrik Bogaert is daar een doorslagje van (DS 25 september). Het christendom behoort dan tot de cultuur ‘van ons’ waarmee we ‘ons’ van ‘anderen’ onderscheiden en fungeert zo als uitsluitingsmechanisme. In het bijzonder de moslims horen er dan niet bij. Maar dat soort van cultuurchristendom staat haaks op de religieuze en ethische kern van het christendom.
“Het religieuze karakter van het christendom is helemaal niet oubollig”
Waarom zou zijn religieuze karakter oubollig zijn? Sinds wanneer is dat decretaal vastgelegd? Waarom zou je vandaag niet meer over het tegendraadse en uitdagende mensbeeld ontleend aan het evangelie mogen spreken, zeker als we het over migratie hebben? Laten we deze evangelietekst even bekijken: ‘Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht …’ (Mattheüs 25:31-46).
Friedrich Nietzsche heeft het subversieve karakter daarvan heel goed ingeschat. Het christendom is de omkering van alle waarden, schreef hij. Vanwege dat subversieve karakter viel hij het aan, om dezelfde reden kan je het ook omarmen. Doe je dat laatste, dan zie je vluchtelingen allereerst als mensen, verdedig je behoeftigen, stoel je sociale zekerheid niet op wantrouwen, maar op solidariteit, stel je economie in dienst van mensen en niet omgekeerd, is de mens geen heer en meester van de wereld, maar de hoeder ervan.
Traditie om de traditie promoten is een leugen. Zonder een dieperliggende inspiratie wordt ze inhoudsloos en dreigt ze in haar tegendeel om te slaan. Waarom hebben we zoveel schrik om over die diepere inspiratie te spreken? Durft de volgende generatie van CD&V’ers die opdracht aan? Ze kan proberen om vanuit die breekbare inspiratie een nieuw programma uit te bouwen. Dat zou, in confrontatie met het mensbeeld van anderen, moeilijke maar boeiende debatten opleveren en zo de eigen partij en de democratie nieuw leven inblazen. Een slaapverwekkende ‘litanie van afgekloven managementideetjes’ of opportunistisch aanschurken tegen populistisch rechts is daar echt niet toe in staat.
Bron: De Standaard