Tim Brys: ‘Optimisme volstaat niet: hoe kunnen we nog hoop koesteren in het licht van een apocalyps’
Na de klimaattop in Bakoe zullen peilingen vermoedelijk een toename van klimaatwanhoop registreren. “Een optische illusie, totaal onvoldoende om de uitdagingen aan te pakken,” verklaarde de Indiase delegatieleider over het akkoord dat dit weekend gesloten werd. Te weinig geld voor ontwikkelingslanden en geen vooruitgang over het uitfaseren van olie en gas, al kwam er een doorbraak met een transparantere handel in koolstofkredieten.
Dat is niet genoeg om de klimaatapocalyps af te wenden: we zouden op weg zijn naar drie graden opwarming tegen 2100. Dat zou 600 miljoen mensen blootstellen aan het stijgende zeeniveau, de wereldwijde voedselproductie halveren en natuurlijke habitats decimeren. Reden tot wanhoop voor velen die overweldigd worden door deze planetaire dreiging en zich machteloos voelen.
Niet enkel de klimaatcrisis genereert wanhoop. Conflict in Oekraïne en het Midden-Oosten maakt de oorlogsdreiging in het Westen voelbaar, politieke polarisering leidt tot wankelende democratieën, en artificiële intelligentie zou óf een deus ex machina worden óf een doomsday device.
In zijn bekroonde boek The Road verkent schrijver Cormac McCarthy de betekenis van hoop in een post-apocalyptische wereld. Het aardoppervlak is volledig verschroeid door een niet nader omschreven ramp die al het dierlijke en plantaardige leven vernietigde. De nieuwe wereld is bedekt met de assen van de oude en het gros van de overlevenden is overgegaan tot kannibalisme.
“De kwetsbaarheid van alles eindelijk geopenbaard,” vat McCarthy het samen. ‘Openbaring’ is dan ook de betekenis van het Griekse ‘apocalypsis’. De klimaatcrisis en oorlogsdreiging tonen dat de Westerse welvaart en veiligheid waarin mijn generatie opgroeide kwetsbaar zijn. Vraag maar aan de Gazanen en Oekraïners die op onze deuren kloppen. Zij weten dat stabiliteit niet vanzelfsprekend is. Hoe meer de apocalyps dreigt, hoe meer ook Westerse ogen hiervoor opengaan, zeker bij jongeren. Maar dat leidt velen tot wanhoop.
Hoe kan men nog hopen in het zicht van de apocalyps? Optimisme volstaat niet: de realiteit treedt optimisme dagelijks met de voeten. De rode lijn van 1.5 graden opwarming hebben we dit jaar al bereikt. De kans op oorlog in West-Europa lijkt steeds groter met escalaties in Oekraïne en een Trumpiaans Amerika. Het einde van de wereld (zoals we die kenden) lijkt nabij.
Ondanks zijn extreem hopeloze situatie doet de protagonist van The Road met zijn zoontje er alles aan om te overleven: ze zoeken naarstig geconserveerde voedingswaren, schuilen angstig voor kannibalistische bendes en slepen zichzelf moeizaam voort richting het Zuiden. Zijn vrouw pleegde eerder al zelfmoord uit wanhoop. Ook hij speelt soms met het idee – eerst zijn zoon, dan hijzelf – maar gaat toch steeds door. Waarom?
“Wij dragen het vuur,” verklaart hij mysterieus aan zijn zoon. Dat is waarom ze nooit zullen opgeven te proberen overleven. Dat is ook waarom zij, in tegenstelling tot de ‘bad guys’, nooit aan kannibalisme zullen doen, al zou het hun levens kunnen redden, en waarom ze geloven dat alles uiteindelijk goed zal komen. Dit ‘vuur’ is McCarthy’s metafoor voor transcendentie, voor het Goede, voor iets dat het aardse overstijgt en zijn hoofdpersonage hoop geeft te midden van de apocalyps.
Transcendentie ontbreekt echter in onze geseculariseerde en steeds wanhopigere maatschappij. Weinigen zullen volgende zondag stilstaan bij het begin van de adventsperiode, waarin de hoop op een goddelijke redder centraal staat. Die beloofde volgens zijn hoopvolle volgelingen dat het ooit allemaal goed komt in een nieuwe wereld, zonder oorlog of klimaatcrisis. Opium voor het volk, noemde Marx dat. Psychologisch zelfbedrog, stelde Freud.
Tijdens de verlichting werd de hoop op God vervangen door hoop op de mens. Die zou zichzelf kunnen overstijgen in seculiere ideologieën: wetenschappelijke vooruitgang, nationalisme, marxisme, liberaal humanisme. We maken het zelf hier en nu goed, luidde de leuze. Vervolgens voerde de mens de grootste en gruwelijkste oorlogen ooit en veroorzaakte hij de huidige klimaatcrisis. De mens is onbetrouwbaar gebleken als maat der dingen en kan niet garanderen dat het ooit allemaal goed komt. Integendeel!
Wat blijft er na God en mens nog over om onze hoop op te vestigen? De dieren? De planten? Velen geven begrijpelijk de hoop op.
Met advent durf ik toch op God hopen, ondanks Marx en Freud. Niet op een goddelijk opium van vals optimisme, een deus ex machina die de mens op het laatste nippertje redt en ontslaat van zijn verantwoordelijkheid. De klimaatcrisis komt er echt aan, oorlogsrumoer klinkt steeds dichterbij. Wereldoorlogen één en twee zijn ook niet miraculeus afgewend.
Wel op een God die mét en dóór de mens wil werken. Die inderdaad belooft dat het ooit goed zal komen, maar ook dat het hier en nu goed kan komen, zelfs al lijkt het menselijk gezien nog weinig mogelijk. Dat geeft broodnodige hoop, want wanhoop paralyseert. Hoop daarentegen motiveert tot de grootse daden die nodig zijn om de dreigende apocalyps af te wenden: protesteren en investeren, vergroenen en vredestichten, onderzoeken en onderhandelen, stemmen en schrijven, besparen, bidden en verbinden.
Het klimaat kan gered worden. Vrede blijft mogelijk. Maar we zullen alles moeten geven. En als we desondanks toch door de apocalyps moeten – van oorlogen of klimaatrampen – dan blijft de hoop van advent staan: het komt uiteindelijk allemaal goed.
Het is dergelijke transcendente hoop die zelfs midden in de apocalyps de mens troost, levenslust en zelfs een neiging tot goedheid geeft. Net zoals de man en zijn zoon in The Road, die kiezen niet zoals de ‘bad guys’ te worden.
Net zoals Anne Frank, die tijdens een vorige apocalyps schreef: “Ik kan het lijden van miljoenen voelen en toch, wanneer ik naar de hemel kijk, denk ik dat het allemaal goed zal komen, dat ook deze wreedheid zal eindigen en dat vrede en rust zullen terugkeren.”
Hoop doet leven. Leve de hoop.
Bron: Knack