Hans Geybels: ‘Complimentendag’

Gisteren was hij alomtegenwoordig op radio en tv: de nationale complimentendag. Leuk initiatief, daar niet van. Wat niet wegneemt dat de goede toehoorder, waartoe ik mezelf hoewel weinig bescheiden voor de gemakkelijkheid toch even reken, af en toe de neiging niet kon onderdrukken om eens stevig met de ogen te rollen. En in enkele zeldzame gevallen gingen mijn oren ook spontaan tuiten bij de stortvloed aan ‘pluimpjes’ die werden rondgestrooid. Waarom? Om het beleefd uit te drukken: niet alle complimenten klonken even gemeend. En zo gaat het eigenlijk vaak met complimenten, niet alleen gisteren.

Opvallend veel complimentjes worden louter uit professionele overwegingen gemaakt. Zoals de niet nader genoemde politicus A die gisteren bijvoorbeeld in De ochtend vond dat niet nader genoemde politicus B een compliment verdiende. B had immers veel ophef veroorzaakt met zijn boude stelling over de verwerpelijkheid van de politieke overtuiging van de winnaar van de laatste verkiezingen. Het vergt weinig strategisch doorzicht – ook politica C die toevallig in de studio zat voor het volgende debat had in het snotje wat er gebeurde – om op te merken wat er eigenlijk gebeurde. A complimenteerde B wellicht louter en alleen omdat die durfde te zeggen wat A alleen maar durfde te denken – en misschien niét mocht zeggen van zijn partijopperhoofd. Dus daarvoor dient een compliment onder andere: professionele profilering, een carrièrestap. Wie in je kraam past, complimenteer je.

Daarnaast komen veel complimentjes ook voort uit een plotse vlaag van opmerkzaamheid. A merkt B eigenlijk nooit op in de dagelijkse gang van zaken. Omdat B bijvoorbeeld werknemer is van A en een ondersteunende functie uitvoert, waar A eigenlijk geen benul van heeft en geen rechtstreeks nut van ondervindt. Omdat B eigenlijk niet zo’n goede verstandhouding heeft met A maar toch ‘een band wil bewaren’. Een compliment om (opnieuw) in de gratie te vallen dus. Een compliment om jezélf beter te voelen.

Knievallen

En tot slot zijn er ook bijzonder veel lofbetuigingen die duidelijk dienen om iets goed te maken. Zo’n situaties waarin je je even in Canossa waant: knievallen dus. Ook hier weer weinig authenticiteit, maar extra veel geslepenheid. Een compliment is nu eenmaal makkelijker en sneller geuit dan een oprecht excuus. Een compliment als goedmakertje. En ook dat is niet waar het eigenlijk voor dient.

Wat is een complement dan wel? Het geeft een antwoord op iets diep menselijks: het verlangen naar waardering. Als ze gewaardeerd worden, kunnen mensen wonderen verrichten – managerscursussen leren alle bedrijfsleiders deze zeer kleine maar fijne les over de omgang met hun personeel. Een compliment moet dan ook gratuit en vooral oprecht zijn. Misbruiken van complimenten is misplaatst en eigenlijk zelfs pijnlijk. Want het doet net die zo graag gewilde waardering compleet teniet.

Bovendien moet een compliment je overkomen. Je krijgt het zomaar cadeau. In dat opzicht is een ‘nationale complimentendag’ behoorlijk ambigu. Het leuke eraan is dat je er plots aan herinnerd wordt dat er zoiets als een compliment bestaat – iets wat ook ik weleens vergeet – en dat het bijzonder weinig moeite kost om het te gebruiken. Maar anderzijds krijg je het idee dat je iedereen plots moet gaan complimenteren. Dat staat haaks op de kern van de zaak: de gratuïteit, en is ook een opening is voor misbruiken. Een compliment is iets kostbaar. Daarom dit verzoek, beste gever én beste ontvanger van een welgemikt pluimpje: koester het. Dat wil niet zeggen dat je er zuinig mee moet omspringen. Maar je moet het vooral ménen.

Bron: De Morgen