Dries Deweer: ‘Vasten en verkiezingen’

Voor katholieke gelovigen is de jaarlijkse vastenperiode begonnen. Veertig dagen lang bereiden ze zich voor op Pasen. Ondertussen is ook de verkiezingscampagne begonnen, de aanloop naar dat andere hoogfeest, dat van de democratie, op 25 mei. Maar wat hebben die twee in godsnaam met elkaar te maken? Te weinig, zo blijkt bij nader inzien.

Aswoensdag

Met Aswoensdag beginnen christenen uit te kijken naar Pasen. Ze doen dat enerzijds door zichzelf bepaalde zaken te ontzeggen. Spontaan denken we dan aan minder snoepen, vlees eten of drinken, al kan het ook wat creatiever, bijvoorbeeld minder de auto gebruiken of stoppen met roken. Anderzijds trachten christenen in de vasten extra solidair te zijn. Ze doen het zelf met minder en geven meer aan de medemens.

In dat kader vindt bijvoorbeeld elk jaar de bekende vastenactie ‘Broederlijk delen’ plaats, ter ondersteuning van projecten in de Derde Wereld. Op het eerste gezicht lijkt vasten een sombere bedoening. Dat is echter een misvatting. De vasten is een periode van hoop. Het is een herbronningsperiode waarbij kracht ontleend wordt aan de vooruitblik naar Pasen.

Hoop en gelatenheid

Als de vastenperiode gekenmerkt wordt door hoop, dan valt op dat hoop in de hedendaagse politiek ver te zoeken is. Ik heb het dan niet zozeer over de politici. Zij kijken over het algemeen hoopvol uit naar 25 mei, al is dat bij de een meer het geval dan bij de ander. Ik heb het over de burgers, wij allemaal, die samen – in principe – de macht uitoefenen in een democratie. Ons publieke domein wordt getypeerd door gelatenheid en lijdzaam toekijken. In Oekraïne, Egypte of Thailand zien we andere taferelen, maar hier beperken we ons tot passief burgerschap. Ik geef een paar frappante voorbeelden:

• We zijn nog altijd niet bekomen van de zwaarste economische crisis sinds de jaren ’30 en toch is er weinig fundamenteel veranderd aan het zieke financieel-economische systeem dat de crisis heeft veroorzaakt. Een duidelijke splitsing van spaarbanken en zakenbanken blijkt politiek onhaalbaar. De bankenlobby roert zich immers fel, maar het volk laat betijen.

• Het is vijf over twaalf voor het aanpakken van de klimaatopwarming. Fundamentele keuzes om af te stappen van fossiele brandstoffen blijven nog steeds uit. Wij kijken collectief de andere kant op en vullen de tank nog maar eens.

Oorzaken van de apathie

Vanwaar komt die politieke apathie? De corruptie en economische malaise van de landen waar de burgers massaal op straat komen kennen we gelukkig niet, maar dat is geen excuus. De maatschappelijke werkelijkheid is complex, dus ik heb niet de pretentie een volledig antwoord te geven. Toch durf ik twee elementen naar voren schuiven.

Ten eerste is er de alomtegenwoordigheid van het neoliberale gedachtegoed. Dit gedachtegoed stelt de regels van de markt voor als ontegensprekelijke natuurwetten. Strijden tegen de eisen van de internationale concurrentie of de ratingbureaus wordt voorgesteld als strijden tegen de zwaartekracht. Politiek activisme voor socio-economische hervormingen lijkt bijgevolg een hopeloze zaak. Het is immers de markt die dicteert wat er moet gebeuren.

Ten tweede worden we geconfronteerd met een pluralistische samenleving. In de meer homogene samenlevingen van weleer kon de politiek aangedreven worden door wat filosofen omschrijven als het bonum commune, een gemeenschappelijke opvatting over het goede. Die opvatting gaf een ruimere betekenis aan politiek handelen. Vandaag lijkt een gemeenschappelijke opvatting over het goede ondenkbaar. Gelet op de diversiteit in onze samenleving lijkt het algemeen belang alleen maar te kunnen bestaan uit de botsing van individuele belangen.

Het resultaat blijft dan beperkt tot het vermijden van het ergste in plaats van het streven naar het beste. We komen dan ook niet meer op straat voor een enthousiasmerend project, maar alleen als we rechtstreeks bedreigd worden in onze individuele belangen, bijvoorbeeld als er een windmolen in onze achtertuin wordt neergeplant (het fameuze NIMBY-activisme, ‘Not In My BackYard’).

Wat is er mis met utopisch denken?

Hoe kunnen we nu die politiek van gelatenheid omzetten in een politiek van de hoop? We moeten wellicht beginnen bij de aanpak van die fundamentele oorzaken die politiek activisme een aura van hopeloosheid meegeven. De Franse filosoof Paul Ricoeur (1913-2005) leerde dat de vitaliteit van een democratie afhangt van de wisselwerking tussen ideologie, die het bestaande verdedigt, en utopie, die het mogelijke voorstelt. Het neoliberalisme is de ideologie van vandaag. Alle andere maatschappelijke verhalen worden afgedaan als utopisch.

Vanuit het standpunt van Ricoeur is het echter van cruciaal belang om die utopieën aan bod te laten komen. Uiteraard geen utopieën in de betekenis van ideeën die van de pot gerukt zijn, maar in de betekenis van voorstellingen van een betere samenleving. Een politiek van de hoop begint met het openstaan voor die voorstellingen van een maatschappij die warmer is, meer rechtvaardig, meer ecologisch, meer open.

Een hoopvolle houding in een pluralistische samenleving vraagt ook een nieuwe kijk op het algemeen belang. Er is geen gegeven gemeenschappelijke opvatting van het goede meer. Dat moeten we aanvaarden, maar zonder het algemeen belang dan maar dadelijk te reduceren tot een botsing van individuele belangen. Het feit dat er geen bonum commune gegeven is, betekent immers niet dat de idee van een gemeenschappelijk goed geen rol meer te spelen heeft in de politiek. Het kan niet meer het vertrekpunt zijn, maar wel de horizon, datgene waar we stap voor stap naartoe gaan, zonder het ooit echt te kunnen bereiken. Het is slechts in dialoog dat we beetje bij beetje invulling kunnen geven aan een gedeelde en gedragen visie op een betere samenleving.

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, maar ook hier geeft Paul Ricoeur enkele wenken: leer elkaars taal, luister naar elkaars verhalen, vergeef elkaars fouten. Dat zou al heel wat zijn.

Kiescampagne als herbronning

Misschien moeten we als burgers de huidige verkiezingscampagne dus opvatten naar het voorbeeld van de vasten: als een herbronningsperiode in het teken van de hoop, waarbij we onszelf iets ontzeggen, namelijk het comfort van de gelatenheid, en onszelf meer inzetten voor de samenleving. We kunnen allemaal de gelegenheid te baat nemen om ons niet blind te staren op het oppervlakkige schouwspel van kibbelende politici, maar om open te staan voor voorstellingen van een betere samenleving en om de dialoog aan te gaan met anderen. Wie weet baart de moeder aller verkiezingen dan een democratie die naam waardig.

 

Bron: De Redactie

Laat een reactie achter