Ides Nicaise: ‘Sociaal verzet tegen Europa is niet onterecht’

Dat de Grieken massaal verzet bieden tegen de Europese besparingsdictaten is niet zo verwonderlijk. Waarschijnlijk zijn ze het wel eens met het idee van begrotingsdiscipline op zich. Maar de brutaliteit waarmee besparingen opgelegd worden aan de kleine man stuit elkeen tegen de borst. De EU wast haar handen in onschuld omdat de inhoud van de besparingsplannen een ‘nationale’ aangelegenheid zijn. Maar het is wel de Unie die bijvoorbeeld de Griekse overheid aanbevolen heeft om bijvoorbeeld de minimumlonen met 20 procent te verminderen. De snelle verarming heeft een hoge menselijke tol geëist, met onder andere een toenemend aantal verlaten kinderen en zelfmoorden.

Diezelfde EU beukt, weliswaar op kleinere schaal, in op de Belgische sociale welvaartsstaat. Niet ten onrechte fulmineert het ACV, naar aanleiding van Rerum Novarum, tegen de verlaging van de uitkeringen voor langdurig werklozen. Officieel wil de regering hiermee de werklozen aanporren om sneller werk te zoeken. De maatregel werd haar eveneens aanbevolen door de Europese Raad in de zogenaamde ‘lidstaat-specifieke aanbevelingen’ als antwoord op het Nationaal Hervormingsprogramma van 2011 – hetzelfde document dat de automatische indexkoppeling aan het wankelen bracht.Het wordt steeds duidelijker dat deze EU-bemoeienissen meer op een extreem neoliberale ideologie dan op een gezonde economische ratio berusten. De liberale partijen halen met de verlaging van de werkloosheidsuitkeringen een slag thuis. Of toch gedeeltelijk, want zij vroegen eigenlijk de volledige afschaffing van uitkeringen voor langdurig werklozen. De economische logica van deze aanpak (het wegwerken van werkloosheidsvallen) is echter hoogst twijfelachtig.

De Noord-Europese landen, waar de uitkeringen het hoogst zijn, kennen immers ook de grootste mobiliteit uit de werkloosheid – en dat heeft een dubbele verklaring: vooreerst zijn het niet zozeer financiële prikkels die mensen aan het werk zetten, maar een goede dienstverlening (opleiding, bemiddeling, sociale begeleiding enzovoort). Noord-Europese landen hebben naast genereuze uitkeringen ook een uitstekend actief arbeidsmarktbeleid, en dat verklaart hun succes. Ten tweede kan je de theorie van de werkloosheidsval net zo goed omdraaien: werklozen met een te laag inkomen kunnen zich niet meer permitteren te investeren in scholing, gezondheidszorgen, kinderopvang en mobiliteit. Ze raken verstrikt in sociaal isolement, wrok en depressiviteit.

In een Europees onderzoek in 2005 konden we deze hypothese empirisch onderbouwen: hoe genereuzer het niveau en de duur van de werkloosheidsuitkeringen, hoe groter de kans op uitstroom naar werk. Deze bevindingen kaderen perfect in de ‘flexicurity’-theorie, die aanbeveelt om genereuze uitkeringen te combineren met een actief flexibel arbeidsmarktbeleid. In zekere zin past België dus een achterhaald beleidsrecept toe, dat meer op ideologische dan op wetenschappelijke argumenten berust.

Erger is dat dit recept volledig haaks staat op het voornemen om de armoede in ons land tegen 2020 met 380.000 personen te verminderen. Immers, de nieuwe barema’s liggen een pak beneden de officiële armoedegrens. De regering weet dus dat haar maatregel de armoede verder zal doen toenemen. Het argument dat de werkloosheidsuitkeringen ‘net boven het leefloon’ zullen blijven, lijkt wel te suggereren dat men de EU-definitie van de armoededrempel wil verlaten en het (eveneens te lage) Belgische leefloon officieel wil gaan promoten als nieuwe armoedegrens. Zo wordt de kar natuurlijk vóór het paard gespannen. Nu reeds leven naar schatting 30 procent van de Belgische werklozen onder de armoedegrens.

Bij de langdurig werklozen ligt dat percentage ongetwijfeld hoger. We weten ook dat zowat de helft van de Belgische kinderen die beneden de armoedegrens leven werkloze ouders hebben. De verlaging van de uitkeringen kan dus de schade alleen maar vergroten, wellicht met langdurige gevolgen voor de fysieke en mentale gezondheid van betrokkenen, ontwrichting van gezinnen, kinderarmoede, verzwakking van sociale participatie, en anti-politiek.

Als de regering deze kritiek wil ontkrachten, moet zij maar eens werk maken van een ander voornemen uit haar programma. Reeds in 2008 werd in het Federaal Plan Armoedebestrijding beloofd dat de zogenaamde DOEB-test zou aangevuld worden met een armoedetoets, zodat elke nieuwe maatregel vooraf zou getoetst worden op haar impact op armoede. België heeft zelfs heel actief meegewerkt met de Europese Commissie aan het verspreiden van dit principe op EU-niveau.

De veralgemening van de armoedetoets staat opnieuw in de regeringsverklaring-Di Rupo. De instrumenten daarvoor bestaan zelfs: het Planbureau beschikt over een geavanceerd microsimulatiemodel (MIDAS) dat zou moeten toelaten om de effecten van maatregelen op de inkomensverdeling te voorspellen. Misschien deinst men ervoor terug om de toets uit te voeren ? Is de EU-doelstelling om de armoede tegen 2020 met 17 procent te verminderen dan pure lippendienst ?

 

Bron: De Morgen

Laat een reactie achter