Mark Geleyn: ‘Er groeit een dreiging voor Europa’
Internationale politiek kan vreselijk gecompliceerd zijn. Niets is wat het op het eerste gezicht lijkt. De opties zijn nooit netjes gescheiden in goed of kwaad, maar liggen verspreid tussen vijftig tinten van slecht of nadelig. En elk land oordeelt er dan nog eens verschillend over. De 27 EU-landen zijn er niet in geslaagd een akkoord te vinden over de manier om de Syrische kwestie aan te pakken. Groot Brittannië en Frankrijk kunnen wapens leveren aan de rebellen, met ingang van 1 augustus, als zij dat wensen.
Omdat Londen en Parijs weigerden het EU-wapenembargo nog langer te steunen, bestond het risico dat het sanctiesysteem van de EU kon instorten. Dat zou een smadelijke uitkomst geweest zijn en voor de Syrische president Assad een overwinning. De EU-ministers hebben die vernedering kunnen verhinderen door enkel de handels- en reissancties verder te zetten, maar het wapenembargo niet.
Een nederlaag voor Europa? Ja en nee. Het hangt af van de doelstelling: de Europese besluitvorming gemeenschappelijk maken, of invloed uitoefenen op de wereldpolitiek.
Denken in “Ohne mich”-termen
Het is spijtig dat de 27 niet tot een akkoord konden komen. Maar dat waren ze tijdens de Libië-crisis ook niet, en tijdens de Irak-crisis in 2003 was de kloof tussen de Europese staten nog dieper. Een gemeenschappelijke Europese buitenlandse politiek is er nooit geweest. Van de meeste EU-landen is geen strategische reflex te verwachten. Hun betrachting is de conflicten uit de zorgwereld van de burger te houden en te hopen dat de VS, desnoods samen met Rusland, overzeese klussen klaren. Met name Duitsland blijft in ohne mich-termen denken. Elke strategische, laat staan militaire, benadering van conflictresolutie is in Berlijn onbespreekbaar. Zeker op enkele maanden van de bondsdagverkiezingen.
Frankrijk en Groot Brittannië denken anders. Ook al zijn ze economisch aangeslagen, bewaren die landen de reflex van een assertief buitenlands beleid. Zij zien zich niet als figuranten, maar als hoofdspelers. Als permanente leden van de Veiligheidsraad willen zij hun interventiemogelijkheden niet ontkrachten door een zelf opgelegd embargo. Is dat de goede houding? Een afwijzende opstelling zoals de Duitse is niet zonder meer de juiste, en een assertieve benadering zoals de Franse en Britse is niet in principe de verkeerde aanpak. Alles hangt van het resultaat af.
Londen en Parijs
Toen in 1989 president Chirac en premier Blair de hand in elkaar sloegen ging de Europese defensiepolitiek van start. Zij nam aanvankelijk een hoge vlucht, met veel enthousiasme, en met nieuwe instellingen in Brussel. Maar de strategische denkpatronen van de lidstaten bleven uiteen lopen. Sindsdien kwam het niet meer goed.
Een Europese aanpak komt niet tot stand door meer instellingen, hoe competent ook. Die zijn alleen nodig als onderbouw. Zo’n beleid kan enkel groeien als Parijs en Londen, en alleen die hoofdsteden, het initiatief nemen van een diplomatieke actie of een vredesoperatie, en er de leiding van nemen. Alleen zij hebben de capaciteiten, de hoofdkwartieren, de bereidwillige troepen en de politieke wil om operaties uit te voeren. Het label van zo’n operatie kan dan Europees of NAVO zijn, dat doet er niet toe. De meeste lidstaten of NAVO-bondsgenoten zullen toch niet meedoen; daarvoor ontbreekt bij hun kiezers de nodige bereidheid.
Washington en Moskou
Dat Londen en Parijs in de Syrische crisis het diplomatiek terrein willen bezetten, is te begroeten. Assad weet nu dat de wereld buiten Syrië niet enkel uit Russische en Iraanse steun bestaat. De VSA blijft afwezig: president Obama wil van geen nieuw optreden in het Midden Oosten weten, hoe graag secretary Kerry dat ook zou willen. De Russen hebben niet dezelfde aarzelscrupules: Moskou bewapent Damascus al decennia en het wil zijn maritieme basis in de Middellandse Zee gaaf houden.
De Fransen en Britten zullen wachten om de tegenspelers van Assad daadwerkelijk te gaan steunen tot na de conferentie van Genève, die toch zal mislukken. Eerst moet de Syrische oppositie een aanvaardbare, beschaafde leiding vinden. Daarover is binnen die oppositie een krachtmeting aan de gang tussen islamisten en modernisten. Beide kampen geraken het zelfs nog niet eens over wie hen in Genève gaat vertegenwoordigen. Parijs en Londen kunnen nu, samen met Washington, bij Qatar en Riyadh krachtiger aandringen dat deze staten wat kieskeuriger worden met geld uitdelen.
Islamisten en modernisten
De inzet is veel groter dan alleen Syrië. Dat beseft men in Parijs en Londen beter dan in Berlijn, Stockholm of Wenen. In heel de Arabische wereld woedt een strijd tussen islamisten en de nieuwe burgerij. In Libië en Egypte wordt de revolutie weggekaapt door de moslembroeders. In Mali en Niger heerst chaos. Jordanië wankelt. In Tunis, het enige Arabische land met een echte burgerij, is de polarisering tussen islamisten en modernisten zeer scherp. In Algerië bereidt het leger zich voor op een opflakkering van het terrorisme als president Bouteflika er niet meer zal zijn. Bouteflika’s harde optreden tegen de islamisten heeft Europa jarenlang beschermd.
Het is hallucinant hoe weinig Europese regeringselites over deze strategische dreigingen nadenken. Dit is breder dan het hoofddoekendebat of de integratie van werkloze allochtonen. Vanuit Noord Afrika en het Midden Oosten groeit een dreiging voor Europa, die hier schromelijk onderschat wordt. Hier is een buitenlandse politiek vereist die verder gaat dan humanitaire acties, politie-opleidingen of ontwikkelingsprojecten.
De Europeanen leven op een welvarend, rustig eiland te midden van stormen rondom. Zij zijn zich niet bewust van bedreigingen en denken er niet aan om defensiecapaciteiten te moderniseren. De defensiebegrotingen liggen op een historisch minimum. Politici die willen overleven brengen geen verandering in dat wellnessprogramma. In ons Europese welvaartmodel blijven de VSA bevoegd voor onze veiligheid.
Er staan ons vanuit de Sahel en de zuidelijke oever van de Middellandse Zee nog lelijke verrassingen te wachten.
Het is in deze context dat de beslissing van Londen en Parijs om het wapenembargo op Syrië te herzien, een goede beslissing is. Op korte termijn geeft het Europa meer opties om zowel op het Assadregime als op de rebellen te wegen. En op langere termijn zal een meer assertieve houding van Europese landen door de modernisten in alle Arabische staten begroet worden.