Kolet Janssen: ‘Als je met iemand met een andere overtuiging praat, merk je pas hoeveel je gemeenschappelijk hebt’
Veertien religieuze leiders roepen onder meer christenen zoals ik in een YouTubefilmpje op om vrienden te worden met andersgelovigen (. Maar wat moet ik met mensen die helemaal niets hebben met geloof? En nog sterker: wat moeten zij met mij? (https://youtu.be/PyrUy6cscMA )
Contacten met mensen van een andere godsdienst verlopen bijna altijd met veel respect, met vriendelijke woorden en uiterst behoedzaam om niet op elkaars gevoelige tenen te trappen. Een mens verandert meestal niet zomaar van godsdienst, maar je herkent vaak iets bij die andere gelovigen van traditie, van zoeken, van vinden, van twijfelen en toch verdergaan, van samenhorigheid en grote levensmomenten vieren, van muziek en van maaltijden. Het is dan ook niet zo moeilijk om eerbied op te brengen voor uitingsvormen van een ander geloof. Het heeft vaak zelfs iets van ‘If you scratch my back, I’ll scratch yours’, want als de ene godsdienst er mag zijn in onze samenleving, mag de andere dat natuurlijk ook. Het is zeker ooit anders geweest, maar in onze streken zijn er weinig vijandelijkheden tussen de gelovigen van verschillende min of meer geïntegreerde godsdiensten.
Een soort Neanderthaler
Maar hoe zit dat met mijn niet-gelovige kennissen en vrienden? Ik merk dat zij het soms wel moeilijk vinden om zich te verhouden tot gelovige mensen. Als ik er in gezelschap, bijvoorbeeld op een receptie, terloops voor uitkom dat ik gelovig ben, valt er vaak een gênante stilte. Niemand durft het me recht in mijn gezicht te zeggen (tot nu toe), maar ik vermoed dat sommigen mij beschouwen als een soort Neanderthaler. Een specimen van een ras dat al lang uitgestorven hoorde te zijn. Voor heel wat mensen in onze samenleving kan geloof niet samengaan met een ‘normale intelligentie’. Dat standpunt staat een normaal contact, laat staan een vriendschap, natuurlijk in de weg.
Ook vaak op dezelfde lijn
Gelukkig zijn lang niet alle niet-gelovige mensen die mening toegedaan. Ik heb heel goede vrienden die mij in mijn gelovige wezen laten, zonder dat ze zelf iets met geloof hebben en dat gaat prima. Als we het hebben over politiek, over wantoestanden in de wereld, over welke kant het allemaal uit moet, zitten we vaak op dezelfde lijn. Bij mij zitten er christelijke idealen in mijn achterhoofd bij mijn pleidooi voor wie uit de boot dreigt te vallen. Bij mijn vrienden spelen andere motieven een rol, maar het resultaat is hetzelfde en we kunnen het dus goed met elkaar vinden en samenwerken.
Het is zoals de religieuze leiders zeggen: als je met iemand met een andere overtuiging praat, merk je pas hoeveel je gemeenschappelijk hebt. Iedereen heeft zorgen om zijn kinderen, is blij als het goed gaat op het werk, heeft verdriet om een verbroken relatie of een overlijden in de familie en kan genieten van goed gezelschap. Misschien moeten we leren elkaar nog meer te gunnen om onze eigen opvattingen te koesteren, zonder dat we elkaar daarom argwanend of veroordelend gaan bekijken.
Respect, waardering en wiskunde
Om iemands vriend te worden, moet je meer doen dan elkaar verdragen. Je moet elkaar waarderen, ook in wat er verschilt. Dat is de test voor een echte vriendschap. De religieuze leiders hebben dus een punt als ze pleiten voor vriendschap tussen mensen van heel uiteenlopende geloofsopvattingen. Het is comfortabeler om alleen om te gaan met mensen die zo veel mogelijk op je lijken. Maar de Erasmusuitwisselingen van onze jongeren hebben ons geleerd dat vriendschap over de grenzen heen zeker mogelijk is. Dus moet het ook kunnen over de grenzen in onze eigen hoofden heen. Het zal ons leren anders te kijken naar het leven en dat is altijd een cadeau.
Van de wiskundeles heb ik bitter weinig onthouden. Alleen dit: je kunt breuken pas optellen als ze dezelfde noemer hebben. We moeten elke dag opnieuw tot ons laten doordringen dat onze noemer ‘mens’ is, wat er ook op onze teller staat aan levensovertuiging, achtergrond, huidskleur, seksuele voorkeur, leeftijd, enzovoort. Zolang we ons focussen op onze gemeenschappelijke noemer, kunnen we samenleven. En de rest zorgt voor variatie. Wie kan daar tenslotte tegen zijn?