Thomas Van Poecke: ‘Stilte helpt Syriërs niet’
Those who stand for nothing, fall for anything. Het zijn de woorden van Alexander Hamilton, een van de founding fathers van de VS. Over de jongeren die ons land verlaten om in Syrië te gaan vechten kan je veel zeggen, maar niet dat ze nergens voor staan. Rotsvast overtuigd van een ideaal, welk dat ook moge zijn, trekken ze naar daar om er de wapens op te nemen tegen het regime van Bashar al-Assad.
De laatste honderd jaar trokken ook hier jongeren twee keer massaal naar het front, gestuurd door de overheid en overtuigd van hun ideaal: de vrijheid. Als hetgeen waar jij voor staat, aangevallen wordt, ga je in de verdediging. Op alle mogelijke manieren; de wapens opnemen zou de laatste optie moeten zijn. Toch is het – toen hier, en nu in Syrië – zo ver kunnen komen. Belgische jongeren trekken naar Syrië, en de overheid probeert hun deelname aan de oorlog te verhinderen. Dat ligt hopelijk vooral aan het feit dat wij onze jongeren nooit nog naar een oorlog willen sturen.
Toch vraag ik me dan af: waar staan wij eigenlijk nog voor? Het is vandaag als westerse jongere niet altijd makkelijk om een ideaal te verdedigen. Ergens voor te staan. Te be-staan. Aanmoediging, een positieve richtingaanwijzer of zelfs een schouderklopje zijn soms ver te zoeken. De enige richting die onze maatschappij nog lijkt aan te geven, is die van het succes, het slagen. En dan nog liefst individueel. Gewild door velen, weinigen gegund. Eén zo’n richtingaanwijzer is echter niet voldoende. Op elk kruispunt dat je tegenkomt ontstaat een vacuüm. Een vacuüm dat – zo blijkt – makkelijk opgevuld wordt door radicale groeperingen voor hen die dat enige spoor even bijster zijn. Is het moment dan niet aangebroken om de richtingaanwijzers die door een zeker individualisme zijn uitgegomd weer vorm geven?
Machteloosheid heerst
Een eerste stap daarin kunnen we zetten door van de Syrische strijd onze strijd te maken. Human Rights Watch rapporteerde onlangs dat de Syrische overheid de laatste maanden meermaals bakkerijen met lange wachtrijen en ziekenhuizen bombardeert. Eerder was al bekend dat kinderen worden gebruikt als levend schild; nu blijkt zelfs dat diezelfde kinderen gewonden moeten verzorgen in de meest onmogelijke omstandigheden. Als eender wie de innerlijke vreugde, de onschuld en het leven van zo veel kinderen meedogenloos ruïneert, wordt dit ook mijn strijd. Als de regering van een land ongestraft ongewapende menigtes burgers kan blijven bombarderen, is dit ook mijn gevecht. Een strijd voor gerechtigheid die – als ik even mag – ook de uwe zou moeten zijn. Maar we slagen er niet in te reageren op de massale en flagrante schending van de mensen- en vooral kinderrechten. Machteloosheid heerst. Want was dat nu niet net hetgeen waarvoor we wel nog stonden: de mensenrechten, als positief ultimatum van het individualisme?
De internationale gemeenschap – een van de meest dankbare termen die er op zulke momenten is – blijft echter angstvallig wegkijken. In de VN-Veiligheidsraad lijken China en Rusland de hinderpaal. Beide zijn permanent lid en dus onontkoombaar door hun veto-recht. Ze doen elke hoop op een effectief ingrijpen of zelfs maar zwaardere sancties telkens opnieuw snel verdwijnen. Dat we de oorzaak van deze mondiale passiviteit niet eens zo ver moeten zoeken, blijkt uit de verdeelde houding van de Navo-lidstaten.
Ook in het Westen blijft het tot nu toe akelig stil. Silence has never helped or protected victims, zei Luis Moreno Ocampo, de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof in Den Haag, in verband met het conflict in Darfour. It only helps criminals. De enigen die momenteel wel de stilte doorbreken en van betekenis zijn voor de Syrische slachtoffers, zijn de ngo’s – niet toevallig diegenen die het meest hun handelen door een ideaal richting laten geven. Maar ook een actie als Syrië 1212 wordt vooralsnog niet al te warm onthaald.
GAS-boetes?
Hoe dan ook is het niet de taak van minderjarigen een oorlog uit te vechten, of toch niet met wapens. Net zoals een overheid koste wat het kost kinderen uit een gewapend conflict zou moeten houden, is het haar taak te verhinderen dat jongeren eraan deelnemen. Een beschermend optreden kan maken dat deze jongeren zich niet meteen volledig overgeven aan hun overtuiging, die je impulsief zou kunnen noemen. Hen hier houden en opvangen kan voor de nodige tijd zorgen om met hun omgeving het idee dat hen drijft te overdenken.
Al moeten we deze jonge mensen ook niet gaan stigmatiseren. Het voorstel om het onderwijs als verklikker te laten fungeren, dreigt hen ook op school uit te sluiten. Door GAS-boetes als antwoord te gebruiken, zal de onderliggende frustratie die hen drijft, niet meteen worden gekoeld. Inzetten op onderzoek naar de ronselaars en hun netwerk door de bevoegde instanties, om zo kwetsbare jongeren op te sporen en te begeleiden, dat lijkt de juiste weg.
Het signaal van die enkelingen die naar Syrië trekken, is er een dat we niet mogen negeren. We moeten van onderuit de politieke stilte blijven doorbreken. Laten we als maatschappij wat meer positieve richting geven aan onze jongeren. Laten we vooral tonen waar wij wel voor staan, en niet alleen afstand nemen van dat waar we niet voor willen staan.