Ellen Van Stichel: ‘Dilemma tussen bio en fair trade’
De gevolgen van de degradatie van het milieu tot speeltuin van de mens kunnen niet meer ontkend worden. Fenomenen als ontbossing,
uitputting van natuurlijke hulpbronnen, water- en luchtvervuiling verbazen ons – jammer genoeg – niet meer. En dan laten we de discussie over het broeikaseffect nog terzijde. De confrontatie met die milieuverontreiniging leidt tot een toenemende aandacht voor duurzamer leven, zoals blijkt uit het groeiende marktaandeel van biologische, vaak lokaal geteelde, producten.
We staan echter voor een tweede uitdaging: de wereldwijde ongelijkheid in welvaart en welzijn. Consumenten die daar oog voor hebben, vinden hun gading in het marktsegment van de fair trade. Maar wordt de consument daar niet voor een verscheurende keuze geplaatst? Want wie streekproducten koopt, kan natuurlijk geen bananen geteeld aan het andere eind van de wereld kopen en moet dus prioriteiten stellen. Komt sociale bezorgdheid hier niet lijnrecht tegenover ecologische bezorgdheid te staan? Of zijn beide bezorgdheden verzoenbaar?
Noordzeegarnalen
Eigenlijk gaat het hier om: kunnen we de sociale noden van de huidige generaties wereldwijd garanderen zonder een hypotheek te leggen op het sociale welzijn van de komende generaties – dat een zorgzame omgang met de natuur vereist? Moeten we dus kiezen voor kleinschalige, lokaal geproduceerde landbouwproducten, of kiezen we toch maar voor Noordzeegarnalen die in Marokko gepeld worden, wat ginds werkgelegenheid biedt ondanks de ecologische kosten?
De keuze lijkt simpel maar is niet zwart wit. Want er wordt geen rekening gehouden met de concrete werkomstandigheden waarin garnalen gepeld worden. Er wordt niet gesproken over de toenemende loonverschillen tussen de verschillende werelddelen, noch over de houdbaarheid van zulke transacties op lange termijn, laat staan over de economische logica die erachter schuilgaat.
En dat is nog niet alles. Wie kijkt naar de concrete slachtoffers van milieurampen, toenemende milieuverontreiniging, bodemerosie, verwoestijning, enzovoort, stelt vast dat het de allerarmsten zijn die als eersten getroffen worden. Neem bijvoorbeeld de gevolgen van de klimaatverandering. In het Noorden kijkt men vooral naar de langetermijneffecten. Maar een concreet gevolg ervan-de meer verbreide verspreiding van de malariamug – is al zichtbaar in het Zuiden. Blijkbaar worden diegenen die het minst bijdragen tot de ecologische crisissen er het eerste slachtoffer van.
Biefstuk
De oorzaken daarvan zijn bekend. Natuurlijke goederen worden veronachtzaamd in de economische markt logica. Het feit dat een biefstuk van 300 gram een ecologische kostprijs heeft van liefst 5.000liter water wordt handig vergeten. En wie betaalt de prijs? Precies, zij die geen toegang meer hebben tot drinkbaar water. Bovendien is er nog een belangrijke verschuiving aan de gang. Omdat de productie (inclusief de verwerking van grondstoffen en half afgewerkte producten) nu in toenemende mate in het Zuiden gebeurt, situeren de ecologische kosten zich vooral daar. Terwijl de consumenten in het Noorden vooral de voordelen genieten: de lage kostprijs van producten en een ‘schoner’ milieu. Het gaat hier feitelijk om een ‘ecologisch ongelijke ruil’ en een ongelijke milieudruk. Een kleine minderheid van de wereldbevolking is immers verantwoordelijk voor 80procent van de milieu-impact en wentelt de kosten en de gevolgen daarvan af op de armsten. Heel wat stemmen pleiten er daarom voor om de ecologische kosten ook mee te verrekenen in de prijs van goederen.
Maar een echte oplossing gaat verder en verplicht ons ook de toenemende consumptie kritisch te analyseren. Vliegtuig reizen en vleesconsumptie als luxegoederen staan in schril contrast met-meer zelfs: worden geproduceerd ten koste van – de minimale consumptie van levensnoodzakelijke goederen. Want de overconsumptie van een kleine minderheid bepaalt, of beter gezegd: beperkt de consumptiemogelijkheden van de meerderheid van de wereldbevolking.
Een globale toepassing van die levensstijl overschrijdt de houdbaarheidsdatum van onze aarde. Wie vertrouwd is met de ecologische voetafdruk weet dat er drie aardbollen nodig zijn om ‘op te gebruiken’ opdat iedereen het welvaartsniveau van de gemiddelde Europeaan zou bereiken.De westerse levensstijl moet ter discussie gesteld worden. Of in bijbelse termen: er is een radicale bekering nodig om de culturele waarden te veranderen en een duurzamer én globaal samenleven voor allen mogelijk te maken.
Om terug te komen op mijn originele vraag: moeten we werkelijk kiezen tussen fair trade en bio, of tussen sociale en ecologische zorg?Mijns inziens kan een exclusieve nadruk op ecologie als zorg voor toekomstige generaties ontmaskerd worden als een excuus om zich niet te bekommeren om het leed van mensen vandaag. Tegelijk is het onmiskenbaar duidelijk dat zorg voor het milieu niet alleen een uiting is van zorg voor toekomstige generaties, maar ook van zorg voor huidige generaties. Sociale rechtvaardigheid moet samengaan met een zorg voor het milieu. Meer zelfs: ecologisch bewustzijn moet vandaag een integraal onderdeel zijn van een concept van sociale rechtvaardigheid.