Steven Van Hecke: ‘Aan Charles Michel om van Europese top mijlpaal te maken’
Vandaag en morgen blazen de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie voor het eerst sinds de pandemie verzamelen in Brussel. Als er een akkoord uit de bus komt over de meerjarenbegroting en het herstelfonds, kan de Europese Raad uitgroeien tot een opvallende mijlpaal in de integratiegeschiedenis van de EU.
Een van mijn favoriete examenvragen gaat over het Verdrag van Maastricht, dat de euro invoerde. Wat houdt die fameuze deal tussen Frankrijk en Duitsland van begin jaren 90 precies in en waarom sloten andere landen zich daarbij aan? Studenten die goed opgelet hebben, weten dat in Maastricht de Fransen hun verzet tegen de Duitse hereniging finaal staakten in ruil voor het opofferen door de Duitsers van hun sterke munt, de D-Mark.
Veel minder studenten weten ook het antwoord op de tweede vraag. Die kwestie is nochtans cruciaal om het succes van de Top van Maastricht te kunnen verklaren. Achteraf bekeken is het gemakkelijk te denken dat ook de andere landen enthousiast waren over het Frans-Duitse akkoord. In de praktijk was dat niet of veel minder het geval.
Elk land maakte zijn rekensommetje en trachtte voordeel te halen uit de invoering van de eenheidsmunt. De Benelux-landen, die feitelijk tot de Duitse muntzone behoorden, hoopten via de euro een deel van hun monetaire soevereiniteit te herwinnen. Ierland en de zuidelijke landen werden over de streep getrokken met veel (Duits) geld. Dat konden ze gebruiken om hun economie op te krikken en hun staatsfinanciën op orde te brengen zodat ze niet eeuwig uitgesloten zouden worden van deelname aan de Economische en Monetaire Unie. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken ten slotte gedoogden de deal omdat ze de belofte kregen nooit de eenheidsmunt te moeten invoeren.
Voor elk wat wils
Afgezien van het ontegensprekelijke belang voor de Europese integratie is de deal van Maastricht interessant omdat ze er ons aan herinnert dat belangrijke beslissingen altijd politiek-strategisch zijn én alleen kans op slagen hebben als er voor elk wat wils is. Hoewel de Unie vandaag veel complexer is en niet langer twaalf maar 27 lidstaten telt, is die kern onveranderd gebleven. De meerjarenbegroting 2021-2027 en het herstelfonds bieden daarvan een mooie dubbele illustratie.
Wat vandaag op tafel ligt, is het sluitstuk van de drietrapsraket die sinds het uitbreken van Covid-19 en de mislukte top van februari is afgevuurd. Eerst was er het Frans-Duitse voorstel van 18 mei om naast de meerjarenbegroting een herstelfonds van zo’n 500 miljard euro op poten te zetten om de meest getroffen landen financieel bij te staan, niet alleen via leningen maar ook via subsidies. Vervolgens presenteerde Ursula von der Leyen namens de Europese Commissie een aangepast voorstel van 750 miljard euro. Opvallend is dat over de grootte van de bedragen amper nog wordt gediscussieerd. Die discussie is er des te meer over de financiering (via leningen of subsidies) en de eraan verbonden voorwaarden, de zogenaamde conditionaliteit.
Puzzelstukjes
Het is nu aan Charles Michel om als voorzitter van de Europese Raad op basis van het voorbereidende werk van de Commissie en zonder het Europees Parlement uit het oog te verliezen de puzzelstukjes naadloos in elkaar te laten passen en een globaal akkoord te smeden tussen alle lidstaten. Zijn moment van de waarheid is gekomen.
Gelukkig kan hij op de volle steun van Berlijn rekenen. Een cruciale rol is weggelegd voor Angela Merkel. Als Duits bondskanselier heeft ze al voor de coronacrisis te kennen gegeven dat haar land bereid is financieel meer bij te dragen aan de Unie. Met haar samen met de Franse president Emmanuel Macron gelanceerde voorstel heeft ze voorts een ferme bocht gemaakt. Via het herstelfonds kan de EU voor het eerst gemeenschappelijke schulden opbouwen en wordt rechtstreeks geld getransfereerd tussen de lidstaten (al is dat laatste minder vernieuwend dan velen denken). Ten slotte heeft ze zich als EU-voorzitter uitgesloofd om achter de schermen zoveel mogelijk lidstaten op één lijn te krijgen.
Geld en korting
Net zoals ten tijde van Maastricht zijn door de Frans-Duitse as de krijtlijnen van de deal reeds getrokken. Wat rest, maar onontbeerlijk is om een mislukking te vermijden, is de heikele kwestie alle andere lidstaten aan boord te krijgen. De zuidelijke en oostelijke landen worden gepaaid met extra (Duits) geld, al is nog niet duidelijk hoe streng de voorwaarden zullen zijn. Op hun beurt mogen de ‘vrekkige vier’ (Zweden, Nederland, Denemarken en Oostenrijk) alvast hun korting op de meerjarenbegroting behouden. Aan Merkel en co. om de Nederlandse premier Mark Rutte, die het hardst het been stijf houdt, niet zonder lege handen naar huis te sturen.
Gelukkig staat de Nederlandse premier wegens zijn binnenlandse coronabonus relatief sterk. Gun hem gewoon zijn Europese triomf, net zoals de Britse premier John Major ten tijde van Maastricht. Met zijn ‘game, set, and match for Britain’ kwam die als grote overwinnaar uit het topberaad. Ook deze keer zal pas later blijken wie de echte winnaars zijn van de deal.