Ria Engelen: ‘Een pleidooi voor zorgvragers en zorgverleners’
De strijd is nog niet gestreden. Het coronavirus is nog niet verslagen en in het werkveld worden er enorme inspanningen geleverd om deze pandemie aan banden te leggen, helaas nog vaak met ontoereikende materialen en middelen. Vooral in zorginstellingen voor oudere personen, mensen met een beperking, psychische problemen, … vormt dit een bijkomende uitdaging. Naast ontgoocheling en frustratie brengt dit veel pijn en verdriet mee, nog meer als we ons afvragen of sommige levens, in andere omstandigheden, misschien gered hadden kunnen worden?
Er wordt leed toegevoegd en zorgverleners verkeren in een uiterst moeilijke positie. Doordat er onvoldoende getest kan worden en men niet weet wie er drager is en wie niet, blijft het risico bestaan om de besmetting verder uit te dragen, naar anderen en / of zichzelf. Hoe kunnen zorgverleners ‘goede’ zorg verlenen? Zich terugtrekken uit de zorg, omdat men op die manier de verdere uitdraging van het virus wil voorkomen, of, toch blijven verder zorgen, wetende dat er handen tekort zijn aan het bed? Maar ook het tekort aan mobiele zuurstofconcentrators plaatst hen voor schrijnende keuzes: wie gaat men extra zuurstof toedienen en wie niet? Persoon A die onvoldoende zuurstof kan opnemen of persoon B die eveneens in ademnood verkeert? Vele dilemma’s voor elke zorgverlener.
De keuzes die zorgverleners nu, zoniet altijd, moeten maken, raken aan het leven zelf. Dat de zorgvragers hierin helemaal geen keuze hebben, stemt eveneens tot nadenken en roept vele vragen op. Zij zijn ‘overgeleverd’. Hun lot ligt in de handen van de zorgverleners, zorgverleners die op hun beurt eveneens overgeleverd zijn.
Toch is datgene wat zich nu voordoet niet helemaal nieuw in de zorg; zorgverleners vragen al vele jaren meer ondersteuning, voeren al lang een ‘strijd’ maar zij zetten hun werk voort, soms in heel moeilijke omstandigheden. Het gaat dus om een bestaand probleem, dat doorheen deze crisis nu pijnlijk wordt blootgelegd en zware gevolgen heeft.
Als zorgethicus voer ik dagelijks gesprekken, met studenten die kiezen voor een opleiding in de zorg, maar ook met professionals, die reeds jaren werkzaam zijn in de zorg. Als je luistert naar hun verhalen, wat zich afspeelt in hun dagdagelijkse praktijken, dan merk je een rode draad op in hun noden: een vraag naar meer ondersteuning, meer mensen en middelen.
Er worden ongelooflijk veel inspanningen geleverd op de werkvloer, wat resulteert in prachtige voorbeelden van warme zorg. Toch hoor je vaak ook verhalen van onderbezetting van personeel, en bijvoorbeeld in woonzorgcentra ook onderbezetting van hoger opgeleid personeel. In instellingen waar mensen met dementie verblijven of mensen met een geestelijke beperking, is er naast liefdevolle zorg, ook nood aan meer ‘deskundigheid met betrekking tot de aandoening’, nog los van het feit dat deze mensen bovendien ook met een andere ziekte geconfronteerd kunnen worden.
Is er sprake van discriminatie in de zorg, of is het een gevolg van de steeds verder doorgevoerde besparingen? Toch gaat het in de zorg nog altijd om een mens met een hulpvraag, een mens die recht heeft op een zo goed mogelijk antwoord hierop. Hiervoor zijn voldoende materialen en mensen met een hart en kennis van zaken nodig. Dat diegenen aan de zijlijn zich hiervan eveneens bewust zijn, kan het applaus voor de zorgverleners misschien verklaren.
Maar is het wel voldoende om voor zorgverleners te applaudisseren en / of een wit laken uit het raam te hangen? Schuilt daarin, naast het uiting geven aan dankbaarheid, erkentelijkheid, respect, … mogelijks ook een vorm van onmacht en / of schuldgevoel? Mogen we het misschien anders interpreteren en kan het laken uit het raam ook ‘overgave’ symboliseren … een witte vlag … het lukt niet meer voor zorgverleners om onder deze omstandigheden de strijd verder te zetten? Tijd misschien om stil te staan en aan de onderhandelingstafel plaats te nemen?
Onze menselijke kwetsbaarheid, die steeds latent aanwezig is, wordt door deze pandemie plotseling scherp zichtbaar: niemand is immuun, iedereen kan getroffen worden door het virus en de middelen komen onvoldoende tegemoet aan de noden. Wat valt hieruit te leren? Nu, maar ook uit het verleden? Aan welke toekomst willen we bouwen?
Samen met de zorgvragers en de zorgverleners wil ik hopen dat de boodschap, die nu weerklinkt uit het werkveld, gehoord wordt door hen die aan het roer staan: de beleidsmensen, de machthebbers, de politici. En laat er ook geluisterd worden naar het applaus van hen die aan de zijlijn staan. Ook zij brengen een boodschap. Laat hun vlaggen niet voor niets gewapperd hebben. Het is tijd om recht te doen aan de slachtoffers; de zorgvragers én de zorgverleners, want in deze strijd zijn er enkel verliezers.
Maar er schuilt nog een ander gevaar in het niet erkennen van de noden van de zorgverleners; zij kunnen uitgeblust raken, niet zozeer, of in mindere mate, door het zware werk maar wel door de manier waarop zij vaak moeten zorgen. Zo vertelde mij een zorgverlener dat de tijd, die zij spendeerde aan het verschonen van een zorgvrager die gedeeltelijk verlamd was, opgenomen werd met een chronometer door iemand van het beleid … Het is geen alleenstaand feit.
In de zorg waar ‘het meten van de tijd’ een zeer belangrijke indicator vormt voor normbepalingen, daar ontsnapt iets essentieels. ‘Zorgen’ wordt daar ontdaan van haar kern; namelijk wederzijds van betekenis zijn. Het is de ultieme behoefte van ieder menselijk wezen, op elk moment in zijn of haar leven. Bij uitstek in de zorg liggen die kansen verscholen maar wordt er door tijdsgebrek vaak aan voorbijgegaan.
‘Efficiëntie’ krijgt vaak de overhand, waardoor zorgverleners niet kunnen bieden waar zij behoefte aan hebben, namelijk aandacht schenken aan iedere zorgvrager. Maar ook de zorgvragers durven in alle drukte van de dag hun noden niet meer kenbaar maken. Bovendien, en dat is misschien nog wel een groter pijnpunt: zij gaan zich ‘betekenisloos’ voelen. Wat de gevolgen hiervan zijn kan je misschien wel lezen in de evolutie van de euthanasieaanvragen …
Zorgen is relationeel, dit wil zeggen, dat zorgen gebeurt in relatie tussen zorgvrager en zorgverlener, het is geen éénrichtingsverkeer. Die zorgrelatie is cruciaal en vormt de basis van goede zorg. Het maakt ook ten diepste deel uit van de motivatie tot zorg.
Als je peilt naar de motivatie van mensen om in de zorg te werken, dan valt het daarbij op dat de keuze voor ‘zorg’ een weloverwogen en gepassioneerde keuze was, en is, vroeger, maar ook nu nog. Mensen willen graag zorgen voor anderen, met hart en ziel, men noemt het soms ook een ‘roeping’. Dit toont meteen aan dat waarden als ‘betrokkenheid’, ‘medeleven’, ‘compassie’, … sterk aanwezig zijn in hun dagelijks werk en zwaar doorwegen wanneer er keuzes moeten gemaakt worden, nog meer als deze waarden moeten afgewogen worden tegenover ‘rationaliteit’, ‘individualisme’, ‘autonomie’, …
Daarom een warme maar dringende oproep aan onze beleidsmensen: geef zorgverleners kansen om ‘goed’ te mogen zorgen. Wanneer daaraan tegemoet gekomen wordt, dan zie je mensen openbloeien, zowel zorgvragers als zorgverleners. Dit vormt de kern van het zorgberoep, daarin is de echte voldoening gelegen en daaruit putten mensen energie.
Het omgekeerde is helaas ook waar. In situaties waarin zorgvragers en zorgverleners niet meer de kans krijgen elkaar echt te ontmoeten, wanneer bijvoorbeeld enkel efficiëntie vooropgesteld wordt, geraken beide partijen geïsoleerd van elkaar en van de zorg, met alle gevolgen vandien: zorgverleners voelen zich tekortschieten, geraken in een burn-out, zorgvragers voelen zich tot last, … Het zijn voorbeelden die door studenten en zorgprofessionals vaak aangebracht worden.
En hebben we niet allen de taak om te doen wat in onze mogelijkheden ligt, vanuit onze eigen positie? Bij te dragen aan datgene waar het in het leven echt om gaat: zorgen voor de gezondheid van mensen, in de brede betekenis van het woord? Zowel fysisch, psychisch, sociaal als existentieel? Dat kunnen we niet alleen. Hiervoor hebben we elkaar nodig.
Laten we de handen in elkaar slaan en in dialoog treden, met elkaar, met zorgverleners en beleidsmensen. Laten we samen zoeken hoe we van een slagveld een vredevolle plaats kunnen maken, waar er niet gevochten wordt maar waar het goed is om te verblijven. Waar ‘zorgen’ terug de bovenhand mag krijgen en ‘verzorgd worden’ geen schuldgevoel mag oproepen. Waar plaats is voor iedere gekwetste, wetende dat we allemaal kwetsbaar zijn, gewoon omdat we mensen zijn.
Bron: De Wereld Morgen