Joost Rademaekers (Logia) en Ola Al Jabouri: ‘Wonen moet niet het einde van een zorgtraject zijn, wel het begin van een behandeling’
Als we ‘s morgens vroeg onze huizen in Brussel verlaten om naar ons werk te gaan, ligt er vaak beneden in de straat een man op een stuk karton, bedekt door een deken, te slapen. Als hij er niet ligt, dan ligt er zeker iemand anders op de treden van de kerk in de straat beneden te slapen; en als er daar niemand ligt, dan toch zeker in het portiek van het restaurant dat grenst aan het ziekenhuis waar wij werken.
Eens aangekomen op ons werk, openen we de dag met een multidisciplinaire vergadering over onze patiënten. Het gaat over het dagelijks leven op onze psychiatrische afdeling, over psychiatrische diagnostiek, medicatie en psychodynamische processen. Maar heel vaak, zoals bijvoorbeeld afgelopen donderdag, gaat het op onze teamvergadering over wonen, over een dak boven het hoofd. Donderdag zat onze afdeling vol. Er waren 28 personen met psychiatrische problemen opgenomen, allemaal op een crisismoment in hun leven. En met de verzamelde kennis, competentie, kunde van heel een team slagen we er vaak in om de psychiatrische crisis te kalmeren.
Maar ons grootste probleem is dat we met lege handen staan als de patiënten ons zeggen dat ze geen dak boven hun hoofd hebben. Van die 28 patiënten op donderdagmorgen waren het er 14 die geen dak boven hun hoofd hadden. 50 % van onze patiënten dus, die op het einde van hun opname geen plek hadden om naar terug te keren. Met veel kunst- en vliegwerk slaagt onze sociale dienst er soms in een plaats te vinden in een opvanghuis, of is er een tante of familielid die alsnog bereid is om een plaats vrij te maken in huis.
In feite schuift dit het probleem vooruit want ook in een opvanghuis of bij de tante is de opvang maar tijdelijk. En te vaak eindigt de opname ermee dat de patiënt opnieuw de straat optrekt. Een paar dagen, weken of maanden later staat de patiënt opnieuw bij ons op de afdeling, opnieuw in crisis.
Wonen is nodig om mens te zijn
In al die jaren dat we in de psychiatrie werken, is het ons wel duidelijk geworden dat “ergens wonen” een voorwaarde is om tot rust te komen, om te stabiliseren, om je te kunnen verdedigen tegen angsten en beproevingen, om niet ten onder te gaan aan de efemere troost van alcohol, drugs en benzo’s.
Met die bedenking in het achterhoofd heeft er een Copernicaanse omwenteling plaatsgevonden. Hulpverleners op het terrein van verslaafdenzorg, psychiatrie en hulp aan daklozen nemen stelling: wonen moet niet het eindpunt van het zorgtraject zijn, het moet het beginpunt van de behandeling zijn: eerst een woning, dan pas behandeling. In zijn rede ‘Bouwen Wonen Denken’ analyseerde de filosoof Martin Heidegger in 1951 al dat een mens pas mens is “voor zover hij woont”. Zonder woonplaats is het dus niet mogelijk mens te zijn!
Dit besef leidde tot het ontstaan van het project ‘Housing First’. Traditioneel is de benadering als volgt: behandeling, ontwenning, normalisatie zijn vereist voorafgaand aan het verkrijgen van een woning. Met het project ‘Housing First’ wil men de volgorde van de prioriteiten radicaal omdraaien: men wil beginnen met het toekennen van een woning als eerste, cruciale etappe van de behandeling.
Housing First vermindert druk op gezondheidssysteem
Het model ‘Housing First’ beantwoordt op een efficiënte manier aan een vitale behoefte: wonen. Voor personen met een zware psychiatrische ziekte is instabiliteit in hun woonsituatie de belangrijkste bron van stress en het verergert dus hun toestand. De kans krijgen om ergens te wonen zonder voorafgaande voorwaarden, creëert een veilige omgeving die de zieke in staat stelt om zich te concentreren op behandeling en herstel. Deze “woonzekerheid” draagt bij tot een aanzienlijke daling van opnames op spoed- en ziekenhuisafdelingen. Daarmee vermindert de druk op ons gezondheidssysteem.
Studies tonen bovendien aan dat het programma ‘Housing First’ niet alleen de geestelijke gezondheid positief beïnvloedt, maar ook de levenskwaliteit in het algemeen. In een stabiele omgeving hebben patiënten makkelijker toegang tot allerlei diensten. De intensieve en gepersonaliseerde begeleiding die deel uitmaakt van ‘Housing First’, verzekert dat de begeleiding niet stopt met het ter beschikking stellen van een woning maar dat de personen blijvend ondersteund worden in hun terugkeer naar autonomie en welzijn.
Met ‘Housing First’ is er een oplossing die de waardigheid van de menselijke persoon herstelt. Daklozen en psychiatrische patiënten zijn geen problemen die opgelost moeten worden. Nee, ze zijn individuen die, zoals iedereen, recht hebben op een woonplaats. Het is alleen door sociale inclusie en respect van het recht op wonen dat de stigmatisering van psychiatrische ziekte en dakloosheid verminderd kan worden.
Economisch voordelige resultaten
De resultaten van het gelijkaardige programma “Un chez-soi d’abord” in Frankrijk zijn veelbelovend. Sinds de start in 2011 is de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de deelnemers erop vooruitgegaan. Uit evaluatie door het Inserm (Institut national de la santé et de la recherche médicale) blijkt een afname van de ziekenhuisopnames, een betere medicatietrouw en de vermindering van het gebruik van verdovende middelen. Deze resultaten illustreren duidelijk de efficiëntie van ‘Housing First’ en rechtvaardigen dat de uitbreiding van dit programma een economisch wijze beslissing is.
Het project ‘Housing First’ voor zwaar zieke psychiatrische en dakloze patiënten is niet alleen een stap voorwaarts in de behandeling, maar vooral een manier om de zieke opnieuw mens te laten worden. De garantie van een stabiele woonst en passende opvolging biedt een groot deel van onze patiënten een reële kans op genezing, herstel en sociale integratie.
Bron: Knack
‘Wonen moet niet het einde van een zorgtraject zijn, wel het begin van een behandeling’