Jelle Creemers: ‘Nieuw Vlaams erediensten-decreet ademt wantrouwen’

Zoals Mark Geleyn al eerder besprak in Doorbraak, is er een nieuw Vlaams decreet in de maak over toezicht, erkenning en verplichtingen van lokale geloofsgemeenschappen.

De tekst van het decreet leest u hier . We hebben het dan specifiek over nieuwe regels voor een erkende kerk, moskee of synagoge. Het voorgestelde erediensten-decreet bouwt voort op een bestaande situatie in België die onderscheid maakt – discrimineert zo u wil – tussen diverse levensbeschouwelijke gemeenschappen. Een aantal gemeenschappen zijn immers ‘erkend’ in dit land. Ze kunnen daarom van bepaalde voordelen genieten waarvan andere gemeenschappen niet kunnen genieten. Die voordelen zijn met name door de federale overheid betaalde ‘bedienaren van de eredienst’ , zoals priesters en imams, of ‘consulenten’ en bijkomende steun voor deze gemeenschappen van de lokale overheden. De voordelen brengen ook regels met zich mee.

Fundamentele vrijheden

Regels moeten er natuurlijk altijd zijn als de overheid erkenning en subsidie geeft. Maar in dit decreet, dat zich beperkt tot erkende geloofsgemeenschappen, gaat dat toch wel een heel vreemde kant uit. Het decreet ademt een sterk wantrouwen uit jegens gelovigen en hun gemeenschappen. Dit brengt met zich mee dat ook fundamentele vrijheden van gelovigen als actieve burgers in de samenleving concreet dreigen te worden beperkt. Op verschillende manieren komen wantrouwen en beperkingen van vrijheid van gemeenschap, geloof en privacy bij elkaar in de tekst

Negatief beeld

Ten eerste schetst het voorstel een nogal negatief beeld van geloofsgemeenschappen die niet erkend zijn. Zij worden in de Memorie van Toelichting beschreven als ‘kaf’ dat van het koren gescheiden moet worden. Er wordt haast van uitgegaan dat niet-erkenning betekent dat een geloofsgemeenschap zich niet naar ‘onze’ maatschappelijke normen en waarden wil richten.

Maar waarom zou het verdacht zijn als een geloofsgemeenschap liever zelf haar boontjes dopt dan afhankelijk te zijn van de overheid? Dat is een houding die door velen geprezen wordt, maar in dit voorstel van decreet wordt ze verdacht gemaakt. Het decreet plaatst bovendien geloofsgemeenschappen in een slecht daglicht, die sowieso van ondersteuning door de overheid zijn uitgesloten – bijvoorbeeld Sikh, getuigen van Jehova en Bahaï. Zij kunnen niet eens erkend worden, dus kunnen ze ook nooit tot het ‘koren’ behoren.

3 miljoen euro

Niet alleen niet-erkende gemeenschappen worden gewantrouwd, ook de ‘erkende’ gemeenschappen. Aan de ene kant wijst minister Somers ze aan als belangrijke partners in het maatschappelijke gebeuren, bijvoorbeeld in functie van een goede integratie van nieuwkomers. Terecht, want vele geloofsgemeenschappen staan bol van vrijwilligerswerk en hun leden zetten zich niet zelden op grond van hun geloofsovertuiging in voor de armen en zwakken in de maatschappij. Aan de andere kant gaf de minister in het Vlaams parlement aan jaarlijks €3.000.000 aan Vlaamse middelen vrij te zullen maken voor de uitvoering van het nieuwe erediensten decreet. Dat geld zal hij niet inzetten voor administratieve assistentie of gespecialiseerde bijstand voor deze gemeenschappen. Het zal worden gebruikt voor de uitbouw van, aldus Somers, ‘een van de meest performante inspectiediensten van onze Vlaamse administratie.’

Deze inspectiedienst doet de wenkbrauwen fronsen. Drie miljoen euro per jaar voor de controle van minder dan 1700 geloofsgemeenschappen is erg veel geld. De inspectiedienst krijgt bovendien verregaande bevoegdheden voor hun regelmatige en grondige controles. Ze kan onaangekondigd komen en moet dan vrije toegang tot alle eredienst-gebouwen krijgen. Ook kan ze de onmiddellijke voorlegging vorderen van alle beschikbare informatie en deze documenten meenemen. En bovendien kan ze elke aanwezige staande houden, identificeren en ter plekke ondervragen. Deze financiële investering, het controlesysteem en de inbreuken op de privacy staan niet in verhouding tot het potentiële ‘gevaar’ dat wordt bestreden.

Ronselaars op internet

Het is immers geweten, ook bij de overheid, dat gewelddadig religieus geïnspireerd extremisme zich niet verspreidt via deze kerken, synagogen en moskeeën. Dat gebeurt veelal via het internet en door ronselaars die zich aan de rand van het geloofsgebeuren bevinden. De zak Vlaams gemeenschapsgeld kan dan ook op veel efficiëntere manieren worden ingezet. Worden geloofsgemeenschappen dus werkelijk als belangrijke maatschappelijke partners gezien, of is elke kerk, moskee of synagoge bij voorbaat een verdachte gemeenschap van potentiële fraudeurs, terroristen en extremisten?

Rechtsonzekerheid

Ook zijn nogal wat elementen in de wetgeving onduidelijk en brengen ze daardoor rechtsonzekerheid voor geloofsgemeenschappen en zelfs verdachtmaking van gelovigen met zich mee. Zo moeten geloofsgemeenschappen steeds kunnen aantonen dat ze maatschappelijk relevant zijn (art. 7). Hoe ze dat precies kunnen ‘bewijzen’, is maar vaag omschreven. Eén van de meetpunten is het onderhouden van duurzame contacten met de buurt. Maar ‘contact’ vergt inspanning van twee kanten. Als buurtbewoners liever van een moskee wegkijken, kan die geloofsgemeenschap daarvoor dan gestraft worden?

En terwijl erkenning in dit decreet wordt toegejuicht, wordt de weg naar erkenning wel erg lang gemaakt. Alvorens erkend te kunnen worden, moet een geloofsgemeenschap eerst vier jaar lang quasi alle regels volgen, zonder garantie op een erkenning na deze ‘wachtperiode’ en zonder een cent van de overheid te krijgen (art. 10-14). In deze periode moet ze toch aantonen financieel leefbaar te zijn. Maar ze mag daarvoor geen buitenlandse financiële hulp ontvangen die afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid (art. 18§1).

Privacy

Er wordt dus in feite verwacht dat de leden zelf in de financiën kunnen voorzien. Maar ook in hun persoonlijke portefeuilles wil de overheid inzage hebben. Geeft iemand meer dan €500 per jaar? Dan moeten diens persoonsgegevens in een register worden bijgehouden, dat steeds door de overheid kan worden opgevraagd (art. 18§2). Ook verantwoordelijkheid opnemen en vrijgevig zijn naar je geloofsgemeenschap toe, wordt zo tot een te controleren – en dus verdachte – activiteit gemaakt.

Bij gebrek aan een aantoonbare bedreiging van de veiligheid beoogt het decreet dus quasi-jaarlijkse controles van geloofsgemeenschappen. Daarbij geeft zij veel geld en verregaande machtigingen aan een nieuw inspectieorgaan. Bovendien staat zij een uitgebreide dataverzameling van gelovige burgers en hun persoonlijke financiën toe. De privacy en vrijheden van het individu en de geloofsgemeenschap worden hierdoor onnodig beperkt. Mogelijk wordt de soep niet zo warm gegeten als ze wordt opgediend. Hopelijk zal het dus allemaal wel meevallen met die controles en beperkingen. Maar als een decreet zozeer op wantrouwen gestoeld is, kan het best ook vanuit wantrouwen worden gelezen.

 

Bron: Doorbraak

1 reactie

  1. Jan De Vree op 6 oktober 2021 om 05:22

    Er zal een tijd komen dat er niet meer gekocht en verkocht kan worden Elke tijd dichter bij wat komt zal de intenties van wat komt in zich dragen, opdat wanneer de tijd rijp is, dit verbod niet zomaar uit de lucht zal vallen. Het zal dan al in de mainstream van het algemeen denken een evidentie zijn
    Het is aan de kerk om over voldoende olie te beschikken, zodat men in de laatste uren niet zonder zal vallen
    Johannes noteerde het heel zorgvuldig, wie een oor heeft die ore wat er gezegd wordt
    Alles heeft zijn tijd zegde en schreef Prediker..

Laat een reactie achter