Ilse Geerinck en Geert Janssens: ‘De lat mag nog hoger: onderwijs moet meer zijn dan een kansenmachine’
In het Vlaams Regeerakkoord ‘Samen werken aan een warm en welvarend Vlaanderen’ worden de bakens uitgezet voor het toekomstige onderwijsbeleid waarin ‘samen school maken’ de basis vormt. De stempel die de Vlaamse regering drukt is helder en transparant. Universiteiten en (hoge)scholen worden benaderd als hefbomen voor het creëren van een Vlaamse identiteit en de uitbouw van een economische welvaartstaat. Door het benadrukken van het belang van de Nederlandse taal op school, kiest deze regering voor een samenleving met Nederlands als toegangspoort. Verder bouwend op het beleid van de vorige minister van onderwijs vertrekt ook dit akkoord vanuit de ‘instrumentalisering’ van het onderwijs.
Dat de nieuwe minister van onderwijs zowel bevoegd is voor onderwijs als voor werk, is een tandem die zichtbaar is doorheen de tekst. Door de school te omschrijven als een kansenmachine wordt er aangestuurd op ieders individuele verantwoordelijkheid om de gekregen kansen op te nemen in het ontwikkelen van eigen talenten en competenties. Beroepskwalificaties met hun eigen maakbaarheidsideaal, moeten de basis vormen voor de curricula van de (studie)richtingen en opleidingen. Het voorstel in het Vlaams regeerakkoord om de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) te laten opgaan in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is het summum van een beweging die al langer bezig is.
Als een rode draad lezen we dat iedereen gelijke kansen krijgt: ‘wie de kansen grijpt, verdient ondersteuning en een plek in de samenleving, wie zijn kansen verspeelt, zal boeten en uitgesloten worden.’ Ouders en leerlingen worden gewezen op hun individuele verantwoordelijkheid en actieve bijdrage, en gebonden aan de school door contract, zo niet dan dreigen ze hun schoolbonus of schooltoeslag te verliezen. En hier zien we sporen van de derde bevoegdheid van de minister van onderwijs, met name justitie.
Dat de Vlaamse overheid de school benadert als een instrument voor het creëren van welvaart en een Vlaamse identiteit is niet nieuw. Nieuw is wel dat die beweging zo krachtig is dat een andere finaliteit van het onderwijs dreigt te worden ondergesneeuwd, en dat is de pedagogische finaliteit: de school als een bijzondere tijd en vrije (lees: niet gekapitaliseerde of reeds bestemde) ruimte met als uitgangspunt dat alle kleuters, leerlingen en studenten het vermogen in zich dragen om zich te verhouden tot de wereld en zich eraan kunnen vormen, zonder dat enige instantie op voorhand oplegt waartoe alles dient en bestemd is.
Vanuit een pedagogische benadering wordt de leerstof niet gelegitimeerd vanuit nut noch verengd tot louter functionaliteit, maar is de inzet interesse wekken voor een nog ongekende wereld. Het vak taal of Nederlands gebruiken voor het aanleren van communicatievaardigheden en begrijpend lezen, is een onderwijsdoel geformuleerd vanuit een sociale, politieke en economische benadering van de school. De pedagogische inzet van dit vak is om kinderen te laten ervaren dat taal de kracht heeft om vriendschappen te smeden of verdeeldheid te brengen, een wereld te creëren of haar ondergang te bewerkstelligen. Dat bewaken leerplannen.
De pedagogische inrichting van een school in het katholiek onderwijs wordt doorgaans ingebed in een christelijke vorming die erop gericht is om jongeren te leren de wereld te ervaren als een gave én een opgave. De gave bestaat erin dat we de wereld ontvangen, met alle voor- en nadelen. Die wereld was er al voor wij hier kwamen. Dat betekent dus ook dat wijzelf nooit het centrum van die wereld zijn. De opgave is het koesteren van het evenwicht tussen alle actoren die haar bewonen, nu en voor de generaties na ons.
Het pedagogisch project dat daaruit volgt is dat we niemand loslaten, in bijzonder niet die leerlingen en ouders die om tal van redenen het zogezegd niet verdienen. De hand blijven uitsteken naar de meest kwetsbaren, en hen niet loslaten – zeker niet die leerlingen die al vaker zijn opgegeven – is een pedagogische opdracht die verschillend is van een benadering waarbij men de school herleidt tot een maatschappelijk instrument. In de maatschappij zien we sociale ongelijkheid en uitsluiting. Voor de wereld daarentegen is geen enkel kind verloren, doet iedereen en niemand in bijzonder er toe.
De wijze waarop het Vlaamse regeerakkoord het onderwijs wil inrichten, riskeert op gespannen voet komen te staan met de pedagogische inrichting van scholen, zeker die van het katholiek onderwijs. We hebben begrip voor de opdracht van de overheid om kwaliteit via eindtermen en Vlaamse Toetsen te waarborgen, maar laat de ‘school-hoeders’ waken over de pedagogische opdracht, het laten kennismaken met de wereld, er zin en vreugde in vinden. Dat betekent dat ‘samen school maken’ een moeilijke evenwichtsoefening is: enerzijds de school als een instrument voor de maatschappij in het optimaliseren van een welvarende Vlaamse samenleving, en anderzijds de school als een pedagogische ruimte waarin men zich leert verhouden tot de wereld en de mensheid om haar telkens weer te redden van haar ondergang. Neem het pedagogische project weg, wat rest is een (kansen)machine. En dat is op lange termijn wellicht geen duurzame noch warme manier van samenleven en werken.
Bron: Knack
Bron foto Geert Janssens: Johan Martens