Frank Vanfleteren: ‘”Ouderen” is in de eerste plaats een werkwoord’
‘Hoe meer we zelf weten over ouderen, hoe meer we ons over deze stereotypen heen kunnen zetten en de mens zien die schuilt achter elke persoon met gerimpelde huid’, schrijft ‘Agisme zal plaats maken voor empathisch denken en handelen over de generaties heen.’
Iedereen kent oudere mensen en iedereen veroudert. Maar toch, als er één onderwerp is dat controverse en onwennigheid opwerpt, is het wel alles wat te maken heeft met ouder worden. Als grootmoeder minder mobiel is geworden omwille van haar hoge leeftijd, is dat niet het favoriete gespreksonderwerp op een familiebijeenkomst. Zelf willen we onze ouderdomsverschijnselen zo goed mogelijk verstoppen. Ik poneer dat “ouderen” niet enkel een zelfstandig naamwoord is, maar in de eerste plaats een werkwoord.
Simone De Beauvoir stelde dat het niet kunnen omgaan met het “ouder worden” een gevolg van ontkenning is. We willen de confrontatie niet aangaanmet de harde realiteit dat wij ooit zullen oud worden en dat het aardse leven eindig is. Mensen stoppen tijd, geld en moeite in er jonger uitzien dan ze werkelijk zijn. Maar eigenlijk zouden we beter al die energie steken in de vraag: wat betekent dat nu, ouder worden? Het is een proces dat niet valt tegen te houden: naarmate we ouder worden, zullen de fysieke, cognitieve en mentale mogelijkheden sowieso afnemen. Dit zal invloed uitoefenen op ons welzijn en sociaal functioneren. Wie weet wordt het nog eens versterkt door vereenzaming en een verminderde financiële draagkracht. Het is dus noodzakelijk om reeds op jonge leeftijd bewust te zijn van dit natuurlijke proces.
Dat we vandaag niet bezig zijn met het proces ouderen, wordt zichtbaar op verschillende terreinen. Op maatschappelijk vlak worden er amper beslissingen genomen die er rekening mee houden. Bredere voetpaden, toegankelijke winkels, bijvoorbeeld, zijn in de minderheid. Op vlak van waardering zit het ook scheef. Er heerst agisme. We gooien alle vooroordelen over oudere mensen op een hoop: ze zijn allemaal traag, vergeetachtig, zwak, en dat beschrijft dan hun hele identiteit.
Lucas, leerling humane wetenschappen en centrale aanvaller van de lokale voetbalploeg, bezoekt éénmaal per week het woonzorgcentrum. In het kader van een intergenerationeel samenwerkingsproject is het de bedoeling dat een jongere en een oudere persoon elkaar leren kennen. Lucas vindt het confronterend als hij Louis voor de eerste maal ziet. Hij is 86 jaar, loopt voorovergebogen en duwt langzaam de rollator vooruit. Hij is wat hardhorig en ziet niet bijster goed, heeft diepe groeven in zijn gelaat en staart veel naar de grond. De eerste gesprekken verlopen stroef. Maar Lucas volhardt, neemt de tijd, spreekt duidelijk en luistert geduldig. Lucas heeft het over de voetbalwedstrijd van de voorbije zondag waar hij scoorde. Louis richt zich wat op, zijn ogen worden krachtiger en hij begint uitgebreid te vertellen over zijn voetbalcarrière, toen hij kampioen werd en een legendarische wedstrijd won. Alle details van de overwinning deelt hij, de vele pintjes, de vroege uurtjes… Lucas lacht en denkt: ‘wat een boeiend man is dit, met bijna dezelfde verhalen als ik, gewoon in een andere tijd…’. Hij ziet de oude man niet meer, wel iemand met dezelfde passie voor voetbal uit een andere generatie, een man met een rijke levenservaring en veel pittige verhalen.
Hoe meer we zelf weten over ouderen, hoe meer we ons over deze stereotypen heen kunnen zetten en de mens zien die schuilt achter elke persoon met gerimpelde huid: iemand met (voormalige) partner, kinderen, beroep, een levensverhaal. Agisme zal plaats maken voor empathisch denken en handelen over de generaties heen.
We zijn al aan het opschuiven, maar het gaat te traag. Neem nu op vlak van onze woning. Stel dat een 30-jarige een verbouwing zou doen in functie van zijn oude dag, zouden diens vrienden daar dan niet lacherig over doen? Terwijl het net bij velen een droom is om zo lang mogelijk in de eigen woning te kunnen wonen. Met meer kennis en inzichten kunnen we huizen ontwerpen voor levenslang wonen, borgen in stedenbouwkundige wetgeving. Maar die kennis ontbreekt vandaag.
Ik sprak met een architect die een woonzorgcentrum zou ontwikkelen. Toen ik kritisch was over zijn voorstel om ramen op 80 cm hoogte te installeren, viel hij uit de lucht. Veel ouderen zitten vooral neer of liggen in hun bed. Door de ramen op die hoogte te maken, kunnen zij niet naar buiten kijken wat er op straat gebeurt. Daardoor sluiten we hen onbewust uit de samenleving.
Met betere kennis over wat het inhoudt om oud te zijn, zouden we bijvoorbeeld rekening kunnen houden bij de aanleg van nieuwe buurten, dat deze dementievriendelijk zijn, dat er een levenslange inclusie van de oudere en geïntegreerde zorg centraal staan, waar boodschappen worden gedaan voor elkaar, bezoekjes worden gebracht, waarbij een hechte verbinding ontstaat tussen de verschillende generaties en culturen. Door ouderen te empoweren, hen te ondersteunen bij het zoeken naar een manier om te leven met hun toenemende kwetsbaarheid blijven ze de dirigent en schrijven ze zelf de partituur van hun leven.
Het belangrijkste gevolg van deze potentiële shift is dat het zelfbeeld van de oudere onaangetast blijft. Een positief zelfbeeld is immers een van de grondvoorwaarden om gelukkig te zijn. Ouderen zullen zich niet meer zien als een ‘last’ voor de maatschappij, maar wel als iemand die er volwaardig bij hoort. Wie wil zo niet ouder worden?
Bron: Knack