Guido Vanheeswijck: ‘De fixatie op religie gaat voorbij aan een werkbaar model van een seculiere staat’
De komkommertijd is voorbij en meteen duiken de debatten over de hoofddoek, de rol van het godsdienstonderwijs en de neutraliteit van de staat weer op. Maar het gekrakeel over al deze onderwerpen is slechts een symptoom van een dieperliggend conflict: dat tussen twee opvattingen over wat een seculiere samenleving zou moeten zijn, een republikeinse opvatting versus een pluralistische.
Traditioneel wordt een seculiere samenleving verbonden met de aanvaarding van een aantal centrale waarden, zoals de scheiding tussen kerk en staat, de gelijkwaardigheid van alle mensen, het recht op vrije meningsuiting, enzovoort. Door deze seculiere waarden op één lijn te plaatsen en een gelijkaardig statuut te verlenen, wordt echter verwarring in de hand gewerkt. Er is behoefte aan een conceptuele verheldering die stoelt op een onderscheid binnen deze seculiere waarden. De doeleinden van een seculiere samenleving zijn het bevorderen van waarden als wederzijds respect en gewetensvrijheid; de middelen die daartoe moeten leiden zijn de scheiding tussen kerk en staat. Er zijn nu twee manieren om met dit onderscheid om te gaan: de middelen worden ondergeschikt aan de doeleinden of omgekeerd.
Op basis van beide mogelijke implementaties kunnen twee varianten van een seculiere samenleving worden onderscheiden. Enerzijds zijn er de republikeinse samenlevingen die focussen op de middelen en dus de scheiding tussen kerk en staat en de neutraliteit van de staat centraal stellen. Anderzijds zijn er de pluralistische samenlevingen die de middelen flexibel hanteren om de doeleinden te bereiken. Toegepast op het dragen van religieuze symbolen, zal men in een republikeins model opteren voor een verbod, terwijl een pluralistisch model het dragen van levensbeschouwelijke symbolen zal aanmoedigen. Kortom, in een republikeins model verdringt een seculiere samenleving, ter bevordering van wederzijds respect en gewetensvrijheid, religie en haar kentekenen naar de privésfeer. Het pluralistische model, daarentegen, ziet de missie van een seculiere samenleving als het vinden van een optimaal evenwicht tussen wederzijds respect en respect voor gewetensvrijheid, waarbij religieuze en seculiere gevoeligheden en kentekenen een gelijke behandeling krijgen.
In een pluralistisch model is een seculiere staat dus niet allereerst een ‘bolwerk tegen religie’, maar zoekt ze veeleer antwoorden op de steeds toenemende interne diversiteit van moderne samenlevingen. In veel Westerse landen, waar de seculiere staat aanvankelijk ontstond als een manier om zich te beschermen tegen een vorm van religieuze overheersing, heeft er vervolgens een verschuiving plaatsgevonden naar een grotere diversiteit van basisopvattingen – religieus, niet-religieus en areligieus. In deze pluralistische context is er vooral behoefte om gewetensvrijheid in evenwicht te brengen met wederzijds respect, ook om zo de religieuze vrijheden van eigen minderheden (vandaag christenen) en ingeweken minderheden wier religieuze praktijken in sommige gevallen beschouwd worden als in strijd met historisch gevestigde seculiere normen en institutionele regelingen, niet onnodig te beperken.
Eigen waarheid onder mom van neutraliteit
Vandaag zien we in Vlaanderen een geleidelijke verschuiving in de omgekeerde richting, van een pluralistisch naar een republikeins model. De seculiere staat wordt gaandeweg een ‘secularistische’ staat, waarin een religieus standpunt in de publieke ruimte als een ‘speciaal geval’ wordt gezien en niet als een levensbeschouwing die gelijkwaardig is aan niet-religieuze standpunten. Onder het mom van neutraliteit wil men deze secularistische visie nu grondwettelijk verankeren. Die ‘fixering op religie’ begint iets fanatiek te krijgen, fanatiek in de zin zoals de bekende romancier Amos Oz dat verwoordt in zijn essay Hoe genees ik een fanaticus?: ‘De fanaticus wil uw ziel redden, hij wil u verlossen, hij wil u bevrijden van zonde, van dwaling, van uw geloof.’
Het problematische daarbij is, aldus Oz, dat de fanaticus rotsvast gelooft in zijn eigen neutraliteit en meent het beste met u voor te hebben: ‘De fanaticus geeft heel veel om u. Hij valt u voortdurend om de hals omdat hij zo veel van u houdt, en anders grijpt hij u wel bij de strot omdat u niet te verlossen blijkt. En topografisch gezien zijn om de hals vallen en bij de strot grijpen toch al nagenoeg dezelfde handelingen. In beide gevallen is de fanaticus meer geïnteresseerd in u dan in zichzelf, om de doodeenvoudige reden dat de fanaticus heel weinig zelf of helemaal geen zelf heeft‘. Neutrale wezens hebben inderdaad geen ‘zelf’. Neutrale mensen en neutrale staten bestaan echter niet. Onder het mom van neutraliteit verkondigen ze fanatiek hun eigen waarheid.