Antoine Bakhash: ‘Ik voel me geen vluchteling meer, maar Syriër, Belg en Vlaming tegelijk’
Op wereldvluchtelingendag getuigt Antoine Bakhash over zijn tijd in België. ‘We moeten voorbij het label van ‘vluchteling’ kijken naar de persoon zelf en naar wat we gemeenschappelijk hebben.’
‘Vluchteling’, het is een woord dat ik af en toe hoorde als kind in Aleppo. Het ging over mensen uit Irak, uit Libanon, uit Palestina enzovoort die op de vlucht waren en naar Syrië kwamen. Ik zag ze op televisie. Ze lieten alles achter en verhuisden met hun familie naar ons land. Ik had nooit gedacht dat het woord ‘vluchteling’ ooit op mijn identiteitskaart zou komen te staan, naast ‘nationaliteit.’
Mijn verhaal
Ik was 19 jaar toen ik gevlucht ben uit Syrië. Op dat moment was ik student burgerlijk ingenieur. Als christen voelde ik me altijd een beetje minder dan andere Syriërs, gezien christenen daar in de minderheid zijn en onder wettelijke discriminatie te lijden hebben. Zo kunnen christenen zich bijvoorbeeld niet verkiesbaar stellen als president. Of christelijke vrouwen moeten, sinds de oorlog en sinds IS actief is, een niqab dragen als ze het land willen doorreizen. Een professor aan de universiteit wilde niet op mijn vragen antwoorden omdat ik een christelijke voornaam heb. De situatie verergerde natuurlijk met de oorlog.
Aanvankelijk ben ik alleen vertrokken, zonder mijn jongere broer en mijn ouders. De legerdienst in het Syrische leger hing me boven het hoofd. Ik wist dat ik het land niet meer zou kunnen verlaten eens ik in het leger was. Op dat moment was er geen ambassade, geen VN of geen ngo actief in Syrië en de luchthaven van Aleppo was al drie jaar gesloten. Er was dus geen andere mogelijkheid dan mijn lot in handen van mensensmokkelaars te leggen. Het werd een lange reis door Libanon, Turkije en Griekenland. In Griekenland ben ik drie maanden gebleven. Omdat de situatie zo lang duurde ben ik gestart met vrijwilligerswerk voor Caritas: ik was er vertaler en hielp in de keuken. In de tussentijd hoorde ik dat ons huis in Aleppo gebombardeerd was, op Goede Vrijdag dan nog wel.
Gelukkig overleefde mijn gezin deze ramp en konden ze daarna naar België komen. Zeven pogingen en een aanzienlijk bedrag aan de mensensmokkelaars later, was mij het gelukt om België binnen te komen. Het was een hartelijk weerzien met mijn ouders en mijn jongere broer in het Klein Kasteeltje in Brussel.
Mijn nieuw leven in België
Ik ben nu vijf jaar in België. In 2016 werd ik officieel erkend als vluchteling. En ook al moest ik zeven maanden wachten op de juiste papieren, ik heb er geen gras over laten groeien en ik ben onmiddellijk begonnen met een jaar Nederlands te studeren aan de KU Leuven. Daarna startte ik aan de VUB met een voorbereidingsprogramma, specifiek voor vluchtelingen. Mijn droom om een diploma te halen wilde ik niet opgeven, ook niet in deze nieuwe situatie. Er waren ook Engelstalige programma’s, maar ik wou per se het Nederlandstalige programma volgen. Ik weet dat taal belangrijk is voor een job, voor het uitbouwen van een netwerk, en om vrienden te maken.
In Syrië studeerde ik voor ingenieur, maar in België heb ik gekozen voor politieke wetenschappen. Uiteindelijk is mijn leven helemaal veranderd door politiek. Ik wilde de oorlog die ik gezien heb omvormen in iets positief.
Ik heb soms het gevoel dat ik mij als vluchteling extra moet bewijzen: ik lees boeken over de Belgische geschiedenis, ik heb ondertussen ook Frans geleerd en binnen twee jaar start ik met Duits. Tegelijk put ik ook kracht uit de unieke ervaring die ik heb opgedaan als vluchteling. Er zit dus ook een positieve kant aan het verhaal.
Wie is een vluchteling?
In België moet een asielzoeker minimaal twee interviews doen voordat hij of zij de status van vluchteling krijgt. Een asielzoeker is dus een persoon die de vluchtelingenstatus wil maar het nog niet gekregen heeft (in Europa worden 2 op 3 asielzoekers niet erkend als vluchteling). Een migrant is een persoon die zijn of haar land verlaten heeft door economische redenen, om te studeren, werken etc. Wie kan er vluchteling worden? Een arts, student, zakenman, een werkloze, iemand rijk of arm, kortom, gelijk wie die het vaderland moest verlaten omdat het niet meer veilig is door een oorlog, politiek, seksueel geweld, religie etc. Het gaat dus over heel verschillende personen.
Ik merk soms dat mensen een bepaald beeld hebben van vluchtelingen en moeilijk verder kunnen kijken dan dat. Ik begrijp dat ook wel. Het is bijvoorbeeld lief dat mensen mij aanspreken in het Engels, maar ze schrikken altijd een beetje als ik antwoord in het Nederlands. Soms voel ik ook dat mensen medelijden met mij hebben. Dat is niet nodig. Ik denk dat het belangrijk is om te proberen voorbij het label van ‘vluchteling’ te kijken naar de persoon zelf en naar wat we gemeenschappelijk hebben. Het liefst wil ik gezien worden zoals ik ben; student zoals de andere studenten. Maar dat geldt natuurlijk voor alle minderheden die er zijn, zoals holebi’s en moslims.
Dankbaarheid en de Rode Duivels
Onlangs was ik op een online conferentie waar werd nagedacht over vluchtelingen in Europa en welke ondersteuning ze zouden kunnen krijgen. Er werd onmiddellijk gedacht aan eten en drinken. Natuurlijk is dat belangrijk, maar het toont voor mij aan op welke manier er over vluchtelingen wordt nagedacht, want er zijn ook welstellende vluchtelingen. Volgens mij is de belangrijkste steun die je als vluchteling kan hebben iemand die in je gelooft, en de kansen die je krijgt. Een goede studiebegeleider aan de universiteit kan bijvoorbeeld veel helpen.
Daarmee wil ik ook afsluiten. Ik ben heel dankbaar voor mijn vrienden en voor mijn netwerk die me gesteund hebben. Zij zijn de reden dat ik al zo ver ben geraakt. Ik geloof dat als de samenleving elke persoon steunt, we er met z’n allen sterker uit komen. Ik voel me ondertussen ook geen vluchteling meer, maar ik voel me Syriër, Belg en Vlaming tegelijkertijd. Vorig weekend ging ik nog supporteren voor de Rode Duivels met vrienden. Ik zei tegen een Vlaamse vriend: ‘Wat fijn dat we ons allemaal vandaag extra Belg voelen’. Maar ik verbeterde mezelf snel: ‘jullie, bedoel ik‘. Maar mijn vriend zei: ‘nee, ons, dat is juist gezegd!’.