Alexis Versele: ‘Transitiehuizen zijn nog maar het begin’
Mede om de overbevolking in onze gevangenissen in te dijken heeft justitieminister Geens het plan opgevat om transitiehuizen te realiseren in de praktijk. Hij wil twee pilootprojecten opstarten, één in Vlaanderen en één in Wallonië. Hij heeft hiervoor deze week zijn langverwachte oproep gelanceerd tot kandidaatstelling voor de uitbating van transitiehuizen.
Indien de pilootprojecten positief worden geëvalueerd, zal na een jaar een uitbreiding naar ongeveer 100 plaatsen gerealiseerd worden. Transitiehuizen zijn kleinschalige projecten van ongeveer vijftien plaatsen waarin volgens bepaalde criteria geselecteerde gedetineerden de kans krijgen om het laatste deel van hun straf op een alternatieve wijze door te brengen.
Kleinschaligheid
Volgens de auteurs van het boek Huizen, naar een duurzame penitentiaire aanpak moeten de Belgische gevangenissen hervormd worden en dit op basis van drie principes: kleinschaligheid, differentiatie en nabijheid. Het idee van de transitiehuizen liet zich hierbij vooral inspireren door het Exodus-project in Nederland dat (ex-)gedetineerden opvang en begeleiding aanbiedt om het leven na detentie terug op te bouwen. De expertise van Exodus is van onschatbare waarde gezien haar ruim 30-jarige ervaring. Op basis van onderzoeken die de effectiviteit proberen te achterhalen, blijkt dat op heel korte termijn – maximaal twee jaar – recidivecijfers opmerkelijk lager liggen dan de algemene recidivecijfers in Nederland, wat dan weer resulteert in een daling van de kosten voor justitie en voor de overheid.
Succesvolle re-integratie en bijgevolg het verminderen van recidive kan maar slagen voor het individu en de samenleving wanneer er ingezet wordt op alle levensdomeinen van een persoon. Transitiehuizen bieden de ideale omgeving om, onder begeleiding, van volledige detentie over te gaan naar volledige vrijheid.
Dit omvattend kader waarop ingezet moet worden, kan samengevat worden in deze vier sleutels: wonen, werken, zorg en zingeving. Bij de eerste sleutel ‘wonen’ staat het bijsturen of aanleren van woonvaardigheden centraal, waarbij zelfstandig wonen het einddoel is.
Voor de pijler ‘werken’ wordt als uitgangspunt gehanteerd: talenten van gedetineerden verschillen amper van die van succesvolle burgers. In eerste instantie zal een nieuwe bewoner best gedurende enkele weken intern tewerkgesteld worden om zo de competenties en vaardigheden te kunnen ontdekken. Tegelijk wordt maatschappelijke vorming gegeven waarbij basisvaardigheden worden opgefrist of bijgebracht zoals taal en communicatie, computergebruik, sociale vaardigheden, budgetbeheer en rijbewijs. Voor sommige gedetineerden kan aansluiting gevonden worden bij het netwerk aan potentiële werkgevers waarbij leeromgevingen gecreëerd kunnen worden die later de re-integratie op werkvlak zullen faciliteren.
Nieuwe relaties
Verder moet er een zorgtraject uitgestippeld worden. Idealiter moet dit zo veel mogelijk aansluiten bij de bestaande hulp- en dienstverlening. Ook is het herstellen van voorgaande, of opbouwen van nieuwe relaties belangrijk. Het kan gaan om familie, gezin, partners, vrienden of belangrijke anderen. Een buddywerking kan hier een belangrijke bijdrage toe leveren.
Om het woon-, werk en zorgtraject duurzaam te doen slagen, dient er ook ingezet te worden op zingeving. Het vinden van zin kan helend werken. Net daarom is het zoeken naar zingeving de rode draad doorheen de eerder beschreven sleutels. Algemeen wordt getracht om de bewoners zelf kritisch te laten nadenken over hun situatie en toekomst. De mogelijkheid om zich te kunnen engageren in een zingevende of sociaal-culturele vereniging of project geeft extra slaagkansen op dit vlak. Niet onbelangrijk met betrekking tot zingeving is om in te zetten op de zorg voor slachtoffers van gedetineerden, bijvoorbeeld door een beroep te doen op herstelbemiddeling.
Daar waar een gevangenis toch nog een groot stigma doet ontstaan – wat tot detentieschade leidt – kan een transitiehuis veel ‘neutraler’ zijn. Het transitiehuis zal wat uitstraling betreft niet verschillen van een ander woongebouw: dus geen prikkeldraad, hoge muren of camera’s. Voor een gevoel van zelfwaarde is dit belangrijk: de gedetineerde maakt terug deel uit van de gemeenschap. De verschillen met bijvoorbeeld elektronisch toezicht zijn groot: het eigen huis wordt door de opgelegde perimeter niet meer ervaren als een gevangenis en er wordt gezorgd voor een stapsgewijze terugkeer naar een eigen thuis. Ook is er meer omkadering en structuur aanwezig die de resocialisatie meer kans op succes zal bieden.