Mieke Van Hecke: ‘Gezinnen, partners in opvoeding?’
In een krant verscheen het profiel van de ‘daders’ van het vandalisme in de Britse grootsteden. Zonder de problematiek uit de weg te willen gaan van de ontgoochelde, moedeloze kansarme jongere uit onze eigen vierde wereld of in een uitgesloten allochtone gemeenschap, veroordeeld tot werkloosheid en beperkte opvang in het net van sociale zekerheid, moeten we vaststellen dat de ‘dadergroep’ veel uitgebreider is. Naast de groep aanstokers herkent de journalist gelegenheidsdieven, (blanke) mannen met een baan, kinderen en pubers.
‘Partners in opvoeding’, onderwijs versus gezinnen, is een existentiële voorwaarde om via het slagen in de schoolloopbaan, ook verantwoordelijkheid op te nemen in de samenleving. Onze Vlaamse scholen zetten zich maximaal in om ouders mee te betrekken bij het schoolgebeuren, o.a. via lidmaatschap van de oudervereniging, ijveren voor de aanwezigheid bij oudercontacten, het voorkomen van spijbelgedrag, de bespreking van de juiste studiekeuze. Ondanks deze inspanningen stellen we vast dat er vele hindernissen deze doelstelling belemmeren. De school kan deze opdracht niet alleen aan. De gezinnen zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen.
Ik wil niet voorbijgaan aan de specifieke situatie van kansarmoede, maar wens aan te tonen dat de problematiek veel verder reikt.
Wat in discussies over gelijke kansen in onderwijs steeds wordt aangehaald is de culturele kloof tussen de allochtone gemeenschappen en de eigen schoolcultuur. Het gaat verder dan taal als filologisch gegeven, het gaat om taal als begrippenkader en als communicatiemiddel. Het gegeven tijd (bv. stipt op school zijn), het gegeven schoolattitude, het gendergegeven in bepaalde andere culturen e.a. Deze ‘taalkloof’ resulteert in een wederzijds wantrouwen tussen gezin en school. Via het navormingsaanbod worden onze medewerkers met de hulp van interculturele deskundigen bewust gemaakt van deze verschillen. Ze zoeken naar wegen om de kloof te overbruggen.
We ervaren nochtans dat de reële participatie van deze allochtone ouders aan het schoolgebeuren (bv. in oudervereniging) in het algemeen, maar ook naar het overleg over de specifieke schoolsituatie (bv. spijbelgedrag) van hun eigen kind zeer moeilijk verloopt. Daarenboven wil ik niet voorbijgaan aan het feit dat vooral vaders onzichtbaar blijven in deze oudercontacten, alhoewel zij de gezagshebbende figuren zijn, zeker naar de jongens in het gezin. Wij blijven ijveren naar het vinden van gezaghebbende ‘leiders’ in deze gemeenschappen, van een eigen middenveld, die het belang van het partnership tussen ouders en school voor een succesrijke schoolloopbaan van hun kinderen en dus betere slaagkansen in de maatschappij kunnen schragen. Bijvoorbeeld modelfiguren uit de eigen gemeenschap kunnen de gezinnen ondersteunen en stimuleren. Ze kunnen de jongeren ook begeleiden naar de gepaste studiekeuze. De maatschappij moet dan van haar kant al deze jongeren maximale toekomstkansen geven.
Dezelfde drempels ondervinden scholen ook met de groep van generatiearmen in onze grootsteden. Ook hier trachten we via organisaties, waar armen het woord voeren en in samenwerking met ervaringsdeskundigen in de armoede antwoorden te zoeken.
Maar zoals bij de aanvang gesteld, bewijst het gebeuren in Groot-Brittannië dat het niet enkel om deze groep van jongeren gaat. Directies en leerkrachten wijzen op het groeiend aantal kinderen, die nestwarmte ontbreken, moeilijk intermenselijke contacten leggen, maar in een virtuele omgeving zeer ontvankelijk, aanspreekbaar en beïnvloedbaar zijn in een pseudo-vriendencybernetwerk. Een uitnodigend en boeiend vrijetijdsaanbod, zoals jeugdbeweging, biedt aan velen reeds een reëel antwoord. Laat ons hier verder in investeren.
In het opvoedingsluik van de onderwijsopdracht ervaren de scholen het als hun opdracht om kinderen en jongeren waarden en normen aan te bieden, het stellen van grenzen te aanvaarden, te beseffen dat resultaten ook inspanningen vereisen, een evenwicht te vinden tussen rechten en plichten en gezag te erkennen. Elementaire afspraken rond stiptheid, respect, afspraken nakomen, kunnen niet enkel door de school worden aangeleerd. Om partners te zijn in opvoeding vragen onze medewerkers hiervoor steun van de ouders. De mainstream in de samenleving, o.m. door het aanvaarden van zelfgekozen rolmodellen in media brengen met zich mee dat sommige ouders het hier laten afweten. Rechten overheersen de plichten: zogenaamde juridisering, aanvechten van beslissingen van klassenraden tot voor de rechtbank. Onmiddellijke inwilliging van kinderwensen zonder inspanning zijn meer regel dan uitzondering: de nieuwste hypes aanschaffen om toch maar mee te zijn en om geen nee te moeten zeggen aan de smeekbeden van het eigen kind. Het gezag van de school wordt in vraag gesteld: de leerkracht wordt ter orde geroepen in aanwezigheid van het kind. Vriend(in) zijn van de kinderen primeert op gezagsvol opvoeder zijn. Een zichtbare levensbeschouwelijke keuze als fundament van denken en handelen is dikwijls afwezig.
Deze laatste sociologische evoluties in onze samenleving overstijgen de socio-economische problemen en zijn in alle lagen van de bevolking te (h)erkennen en vormen, zoals Londen e.a. ons vandaag duidelijk voor ogen houden een fundamentele zorg voor ons toekomstig samenleven.
De samenleving in het algemeen en het onderwijs in het bijzonder heeft geïnspireerde en inspirerende gezinnen nodig.
Bron: De Standaard