Mark Van de Voorde: ‘Waarom “de jaren dertig” geen taboe mogen zijn’

Elke tijd heeft zijn historisch taboe. Toen het politiek correcte denken links was, mocht je niet herinneren aan de stalinistische dictatuur en haar tientallen miljoenen moorden als toepassing van het communistisch gedachtegoed. Het stalinisme was immers de corruptie van het marxisme-leninisme, zei men, en het neomarxistische “socialisme met een menselijk gezicht” was virusvrij. Nu het politiek correcte denken rechts is, krijg je meteen op je donder als je verwijst naar de jaren dertig. Het nazisme en fascisme waren de corruptie van het nationalistische gedachtegoed, zegt men, en het neoliberale “civiele volksnationalisme” van vandaag is immuun voor besmetting.

Reductio ad Hitlerum

Wie waarschuwt voor de verschuiving van de publieke opinie van openheid naar xenofobie en zelfs ongegeneerd racisme, van solidariteit naar vijanddenken en zelfs onbeschaamd rechts-extremisme, en erop wijst dat sommige politieke voorstellen van vandaag erg gelijken op wetten van ‘toen’, krijgt te horen dat hij doet aan de reductio ad Hitlerum.
Klopt het wel dat wie aan Hitler herinnert, misbruik maakt van de geschiedenis? Niet altijd. Alvast niet zo vaak als het verwijt van de reductio ad Hitlerum valt. Dat systematische verwijt komt er immers op neer dat er uit de geschiedenis geen lessen te trekken zijn. Het is niet omdat de geschiedenis zich nooit helemaal herhaalt, dat het heden de herinnering aan het verleden niet eens voorgeschoteld mag krijgen. Toch is altijd weer hét argument van sommigen: “We zijn 2016 en niet 1936!”

Hiermee doen ze precies wat ze van de Hitler-verwijzers aanklagen, ophouden met argumenteren. Aan gene zijde: als je geen argument meer hebt, heb je nog altijd de verwijzing naar Hitler. Aan deze zijde: als je geen argument meer hebt, heb je nog altijd het verwijt van reductio ad Hitlerum.

Morele afglijding

Die beschuldiging maakt in vele gevallen misbruik van het begrip dat de Amerikaanse politieke filosoof Leo Strauss in 1951 ontwikkelde. De reductio ad Hitlerum staat voor een specifieke vorm van de reductio ad absurdum, namelijk: “Hitler was slecht – Hitler was X -dus is X slecht.” Het klassieke voorbeeld van dat syllogisme is: “Hitler was slecht – Hitler was vegetariër – dus zijn vegetariërs slecht.”

Mensen die parallellen zien tussen maatschappelijke bewegingen en mentale veranderingen van nu en van toen, zeggen helemaal niet dat de actoren van nu identiek zijn als de nazi’s van toen. Ze wijzen enkel op het gevaar van een morele afglijding die ongewild kan eindigen in een samenleving waarin, net als toen, het respect voor de menselijke waardigheid niet universeel meer is maar enkel geldt voor onszelf.

Wie bij bepaalde nieuwe wetten (zoals de Deense wet die het afpakken van geld van vreemdelingen toestaat) of voorstellen (zoals het voorstel om alle asielzoekers de toegang tot het zwembad te verbieden) wijst op de gelijkenis met nazistische wetten, doet dat omdat het maatregelen waren die in dienst stonden van het racistische en totalitaire staatsproject en ook in se verwerpelijk waren. Dit is geen reductio ad Hitlerum (in de betekenis van drogreden volgens Leo Strauss).

Wet van Godwin

Het is evident dat men voorzichtig moet omspringen met de verwijzing naar nazi’s en Hitler. Het mag geen stoplap worden. Op sociale media bestaat die neiging. De Amerikaanse advocaat Mike Godwin stelde in 1990 vast dat naarmate onlinediscussies langer worden, de waarschijnlijkheid nadert dat iemand de vergelijking met Hitler of de jaren dertig uit de kast haalt.

Daaruit besluiten sommigen dat zodra iemand het woord Hitler, nazi’s of jaren dertig heeft laten vallen, de discussie moet worden stopgezet. Met zijn Wet van Godwin heeft de bedenker ervan nooit de bedoeling gehad om discussies te doen ophouden, maar om deelnemers aan een discussie bewuster te maken van de vraag of een vergelijking met de nazi’s of Hitler gepast is.

Die vergelijking is ongepast, als ze letterlijk personen of zaken van nu gelijkstelt aan personen of zaken van toen: een snorretje plakken op de foto van een politicus, een hakenkruis kalken op de muur van de ambassade van Israël, asielcentra concentratiekampen noemen, het optreden van Israël tegen Palestijnen een Holocaust noemen… Die vergelijkingen zijn niet alleen ongepast, ze zijn ook fout.

Barbarij en wreedheid

De vergelijking is wel gepast, als ze wil wijzen op de gevaren van populistische uitspraken die inspelen op de wij-zij-tegenstelling, van een discours dat de schuld voor alles wat fout loopt toewijst aan één bevolkingsgroep (vreemdelingen) of één politiek rivaal (socialisten), van de valse verhalen over islamisering (zoals halal dat verplicht zou zijn voor iedereen). Die vergelijkingen zijn niet alleen gepast, ze zijn ook wenselijk. Omdat het methodes waren die het nazisme gebruikte om het volk op te jutten. Ze moeten ons waarschuwen.

Bij elke herinnering aan de jaren dertig de Wet van Godwin inroepen of het hebben over een reductio ad Hitlerum, dat is ongepast. Het is immers een poging om de rationele discussie – en daartoe behoort het beroep doen op de geschiedenis – te doen ophouden over menselijke waardigheid, mensenrechten, gelijkheid en solidariteit. Het is niet alleen ongepast, het is ook gevaarlijk. Omdat het een weigering is om te erkennen dat een samenleving niet veel nodig heeft om haar menselijkheid te verliezen en onveiligheidsgevoelens om te zetten in haat.

De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper merkte in 1947 terecht op: “Het nazisme en het fascisme zijn verslagen, maar ik ben verplicht om te beseffen dat deze nederlaag niet betekent dat de barbarij en de wreedheid uitgeroeid zouden zijn.”

Bron: Deredactie.be – 9 februari 2016

Laat een reactie achter