Marc Eneman: ‘Zes hoekstenen in mijn werk als psychiater’
Op de overkoepelende logiameeting van 7 juni 2017 in Antwerpen gaf Marc Eneman een lezing over hoe hij binnen zijn werk als psychiater zijn christelijke bezieling legt. Hij sprak over zes belangrijke hoekstenen: (1) Het besef van de waardigheid van de mens, (2) de gelijkwaardigheid van de mens, (3) de vrijheid van iedere mens, (4) het belang van de broederlijkheid, (5) het streven naar betekenis en (6) de factor hoop. Hieronder vindt u hiervan zijn neerslag.
Ik werk met een aantal hoekstenen in mijn benadering van patiënten in mijn werk als psychiater. Deze hoekstenen helpen mij om te blijven proberen het echt goed voor te hebben met de patiënten, om mensen te proberen telkens nieuw te zien en om, ook na vele jaren, niet in routine te vervallen. Wat ik vertel vanuit mijn werksituatie is toepasbaar in andere professionele realiteiten (zoals in de bedrijfswereld, de wereld van de financiën, het recht, het onderwijs, de handel) maar ook gewoon in het leven van elke dag (in het gezin, met de partner, in de winkel, in het verkeer, de vrije tijd), kortom toepasbaar in het omgaan met mensen in de samenleving van vandaag.
Het gaat mij om de volgende zes hoekstenen:
- Een eerste hoeksteen bij het benaderen van mensen is het besef van de waardigheid van de mens. De waardigheid van de mens, zoals die genoemd wordt in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: inherente waardigheid. Elke mens heeft een diepere waardigheid, waaraan de mens in kwestie zelf zich soms nauwelijks of niet meer van bewust is. Zoals sommige patiënten die ik volg, die verschrikkelijke zaken in hun leven hebben gedaan, zoals mensen gefolterd en misbruikt. Sommigen hebben hiervoor vele jaren in de gevangenis doorgebracht. Wat ze gedaan hebben is verkeerd, absoluut en duidelijk. Zijzelf echter, als mens, behouden hun waardigheid, en we willen hen echt in hun waardigheid benaderen. We vragen hen te leven, niet in een jungle waar allerlei kan, maar in onze menselijke samenleving, waar een aantal krijtlijnen en grenzen gesteld worden. Ook deze mensen horen bij ons en blijven bij ons horen als medemens. Zij hebben een inherente waardigheid, soms in een zekere zin ondanks henzelf.
Voor christenen heeft die waarde van de menselijke waardigheid een diepere betekenis. De menselijke waardigheid heeft voor christenen te maken met het als mens kind van God zijn. Zo onderlijnde Jozef Cardijn de waardigheid van zoveel arbeiders en arbeidsters, die geen kans hadden gehad om zich te ontwikkelen, toen hij hen zegde: “Jullie zijn geen slaven, geen lastdieren, geen machines, jullie zijn zonen en dochters van God.” (opschrift aan het graf van kardinaal Cardijn in de O.L.V.-kerk van Laken). Elke mens is uiteindelijk, wat er zich ook heeft afgespeeld in zijn of haar leven, fundamenteel gewild en bemind, en heeft een diepe waardigheid. Wat een troost en moed gevende gedachte in ons werk als hulpverlener, als we werken met mensen die heel erg verwaarloosd geworden zijn of misbruikt zijn. Zo ontmoeten we er nogal wat in ons werk. Ze zijn fundamenteel gewild en bemind, ze hebben een diepe waardigheid.
- Een tweede hoeksteen naast de waardigheid van de mens is de gelijkwaardigheid van de mens, de menselijke waarde van de égalité van de Franse revolutie. We zijn verschillend, uiteraard, niet gelijk, maar fundamenteel wel gelijkwaardig. De mens die voor me zit, is de patiënt, vraagt hulp, betaalt om in het ziekenhuis te zijn. Ik ben de arts, verleen hulp, word betaald om in het ziekenhuis te zijn, een verschil, jawel, een asymmetrie, jawel, maar fundamenteel zijn we gelijkwaardig. En wees hierbij voorzichtig en bescheiden, denk ik soms, voor je het weet zit je op een dag aan de andere zijde van de asymmetrie, in de hulpvragende positie.
Voor christenen heeft deze menselijke waarde van de égalité, de gelijkwaardigheid, een diepere betekenis: we zijn kinderen van eenzelfde Vader. Die mens die hier voor me zit, die misschien erg gestoord is of verward, mogelijks brutaal of erg gehavend is, het is mijn broer, we zijn kinderen van dezelfde Vader, voor wie we evenveel waard zijn en die op eenzelfde wijze van ons houdt.
- Een derde hoeksteen is het grote respect voor de vrijheid van de mens. De menselijke waarde van de liberté van de Franse revolutie. De mens is vrij – misschien wel minder dan hij denkt, absolute vrijheid is een illusie – maar uiteindelijk wel voldoende vrij om zelf zijn of haar keuzes te maken. We willen in ons werk, ten minste bij voldoende wilsbekwame mensen, echt respect hebben voor die vrijheid, deze mens niet doen passen in onze agenda of in wat wij menen dat goed is voor hem of haar. Ook al is dat soms vervelend en zien we mensen keuzes maken waarbij we heel wat vragen en bedenkingen hebben.
Voor christenen heeft die menselijke waarde van de liberté, de vrijheid, een bijzondere betekenis: we zijn als vrije mensen geschapen, niet geprogrammeerd, niet geconditioneerd om dit of dat te doen, we hebben uiteindelijk de vrijheid om keuzes te maken, zelfs om verkeerde en slechte keuzes te maken. Als wij zo gecreëerd geworden zijn als vrije mensen, hoe zouden we ons dan anders gedragen tegenover onze medemens die voor ons zit? We helpen, ja, maar in respect voor de vrijheid van die mens.
- Mijn vierde hoeksteen is de broederlijkheid, de menselijke waarde van de fraternité van de Franse revolutie. We kiezen er voor om een groot respect te hebben voor de menselijke vrijheid, maar in verbondenheid, we willen die mens nabij zijn, een broer voor hem of haar zijn, een gezel, een compagnon. Hierbij willen we in bescheidenheid maar ook in waarachtigheid zeggen wat we menen te zeggen te hebben, en die mens proberen te steunen en te helpen. Broer zijn, dat is het gelaat van de ander dat ons oproept om niet om hem of haar heen te lopen, maar om te doen wat we te doen hebben (al was het zoiets schijnbaar banaal als niet vergeten dat attest te bezorgen aan wie dit nodig heeft), die kleine goedheid van Levinas (la petite bonté).
Voor christenen heeft die fraternité een diepere betekenis. Er wordt ons gevraagd om hoeder voor onze broer te zijn: waar is je broer? Die broer, die misschien ziek is, lastig of misschien zelfs ronduit onverdraaglijk. Er is ons gezegd geworden dat we op het einde, tot onze eigen verbazing, zullen horen: wat je voor die lastige of moeilijke mens hebt gedaan “dat heb je aan Mij gedaan.” De kleine goedheid, die we aan die mens hebben gedaan, zo zal blijken, hebben we ook gedaan aan de grote Goedheid, aan de Bron van alle goedheid.
- De vijfde hoeksteen ishet besef dat het grondstreven van de mens streven naar betekenis is. Dat hebben we, niet alleen maar wel in sterke mate, geleerd van de Weense psychiater Viktor Frankl. Waar Freud sprak over leven als streven naar lust en Adler over leven als streven naar macht, begreep Frankl het menselijk leven als streven naar betekenis. Vooral tijdens zijn verblijf, twee jaar lang, in de concentratiekampen van de nazi’s heeft Frankl geleerd hoe belangrijk het voor een mens is te kunnen leven vanuit zin en betekenis. De mens streeft naar een leven dat betekenis heeft, als dit verdwijnt wordt het delicaat. Hoe essentieel is dit niet voor ons, mensen, en hoe belangrijk is het niet dat we in onze hulpverlening beseffen dat alles wat we doen, ook zelfs de meest eenvoudige en technische akten, zoals het geven van een injectie, gesitueerd moet worden tegen die achtergrond: het gaat om een mens die streeft naar betekenis en waardigheid in zijn bestaan. Daaraan uiteindelijk werken we met hem of haar samen. Mijn professor psychiatrie, prof. Buyse, leerde ons dat de psychiatrie geen antwoord kan geven op de vraag wat de zin en de betekenis is van het leven. Dit is niet het object van de psychiatrie, de psychiatrie heeft een ander object, zo zei hij en naar ik meen terecht.
Christenen echter hebben wel iets te zeggen over de zin en de betekenis van het leven. Voor christenen heeft zin en betekenis te maken met Liefde.
- Liefde is onze oorsprong. We zijn geen speling van het lot, Liefde heeft ons gecreëerd.
- Liefde maakt de kern, de essentie van ons bestaan uit.
- Liefde is onze bestemming. Als we sterven, staat de Liefde ons op te wachten.
- Christenen geloven dat zin en betekenis met Liefde te maken hebben.
- Hoe dit echter verder wordt ingevuld, moet elke mens op zijn of haar persoonlijke wijze ontwerpen.
- Ten slotte, een voor mij zesde ankerpunt is de hoop. Het voeden en bewaren van de hoop.
Hoop is voor ons mensen een vitale, basale nood, even belangrijk voor het leven als voedsel en drank. Erich Fromm gebruikte hiervoor het beeld van de vis en het water. Wat is water? Dat is wel het laatste waar een vis mee bezig is. Totdat de vis op het droge geworpen wordt, dan stelt de vraag naar water zich in al haar scherpte. Zo ook de hoop: we zijn daar niet mee bezig. Tot we de hoop kwijt zijn. Dan voelen we het gemis aan hoop in al haar scherpte, dan kan het delicaat worden. Mensen komen naar hulpverleners omdat ze hopen op beter, onderlijnde de Amerikaanse psychiater Jerome Frank. Hulpverleners als dragers van hoop, hulpverleners als hoopverleners. We proberen met mensen samen opnieuw hoop te zien en te cultiveren. En als mensen de hoop helemaal kwijt zijn, is het belangrijk dat we als hulpverleners plaatsvervangend de hoop bewaren voor hen.
Voor christenen heeft hoop, die diepe vitale, basale menselijke nood, een bijzondere betekenis. Voor christenen speelt het leven zich af tussen de polen Goede Vrijdag en Pasen. We weten het, voor vele mensen is Goede Vrijdag een echte realiteit. Er zijn in de wereld zeeën van lijden, van zinloos, schandaleus lijden in allerlei variaties, waartegen we ons dikwijls machteloos voelen. Als christenen hebben we weet van Goede Vrijdag heel zeker, maar dit zien we niet los van Pasen. We geloven ook in de realiteit van Pasen, ondanks ontzaglijk veel. Dit geloof in Pasen, in dat lege graf, behoort tot de binnenste kern van ons geloof. Voor christenen is, in een zekere zin, sinds Pasen niets nog definitief hopeloos. Dat is de grond waarin we het anker van onze diepe hoop, van ons uiteindelijk vertrouwen, uitwerpen. Van hieruit kunnen we hoop bewaren, ook in hachelijke situaties, ook plaatsvervangend voor anderen.
Dit zijn ankerpunten die voor mij in de praktijk zo belangrijk zijn. Zijn dat mooie woorden, schone theorieën die men ergens brengt in een lezing? Zo ervaar ik het niet, het zijn voor mij echte ankerpunten, van wezenlijk belang om mensen echt te zien staan, niet te vervallen in routine, om oprecht respect voor hen te hebben en om bescheiden en waarachtig samen met hen te zoeken hoe ze vooruit kunnen in het proberen realiseren van hun levensproject.
Christenen, aan wie toch gevraagd wordt om gist in het deeg te zijn en zout voor de aarde, kunnen dergelijke ‘essentialia’ van ons geloof toepassen in allerlei relaties tussen mensen en in allerlei levensrealiteiten.