Mark Geleyn: ‘Over dode soldaten en Europa’
In het Geschiedkundig Museum in Berlijn hangen twee schilderijen naast elkaar. Het ene schilderij, van de Duitser Schneckenburger, toont een gespierde vrouw op een rots boven de Rijn, in wapperend gewaad, tot de tanden gewapend. Zij houdt de wacht tegen invallen van de Fransen. Het andere schilderij toont een schoolklas in Frankrijk einde van de 19de eeuw: tieners kijken met ontzag naar een leraar die met een stok op een zwarte vlek op de landkaart van Frankrijk wijst.
“Pensez-y toujours!”
De zwarte vlek is Elzas-Lotharingen, dat de Duitsers in 1870 hadden aangehecht. De waarschuwing van de leraar kende toen elk Frans kind: pensez-y toujours! Dat was de sfeer tussen de erfvijanden voor 14-18. Een moord in de Balkan bracht dan een kettingreactie op gang in een complex raderwerk van verdragen, toezeggingen, misverstanden, nationale ressentimenten. Europa begon aan zijn eerste wereldoorlog.
Een uitbarsting van haat, geweld, vernietiging, zedenverwildering. Drie keizerrijken verdwenen, een dozijn nieuwe staten ontstond, allen veeleisend, onzeker, op zoek naar bescherming. Een hele Europese generatie van mannen was weggemaaid, in de loopgraven gedood of verminkt. De korte pauze na de oorlog werd snel gevolgd door de miserie van de economische crisis en door de apocalypse van een tweede wereldoorlog.
Onbekende soldaat
Het is vanaf het uur nul dat het prachtige verhaal van de Europese eenmaking begint. Europese Raad, EGKS en Euratom, de mislukking van een gemeenschappelijke Europese defensie. De Britse en Franse vernedering in Suez in 1956. En dan de doorbraak in 1958 met de oprichting van de Europese Gemeenschap. Het zou een moeizame weg blijven van crises, mislukkingen maar ook doorbraken, pijnlijk opgebouwd met compromissen tussen nationale belangen, persoonlijke ambities en nationale ressentimenten. Er ontstond een complex gebouw van marktregelingen, landbouwakkoorden, begrotingscompromissen, muntafspraken. Maar het besef dat aan een groot project gewerkt werd, tussen naties die zich tevoren naar het leven stonden, dat besef was er.
Van de twee schilderijen in het museum in Berlijn naar Verdun 1984: Op het soldatenkerkhof van Douaumont, voor het graf van de onbekende soldaat, onder de tonen van de Marseillaise, reiken president Mitterrand en kanselier Kohl elkaar de hand. Welk een moment! Welk een weg is afgelegd!
Egoisten, luiaards, profiteurs, …
Ik schrijf nu 2010, een middelbare school in Vlaanderen. Ik spreek de leerlingen toe over België en zijn buurlanden en over het belang van Europa. En luister naar de commentaar van de tieners: “Voor mij hoeft Europa niet. Europa de pot op”. Europa ligt blijkbaar niet meer goed in de markt. Niet alleen bij jongeren die zich met wat branie willen afzetten, maar ook bij vele burgers en bij de politieke elite. Ik herinner hoe ontsteld ik was in de eerste weken van de economische crisis eind 2008, toen de oude xenofobe ressentimenten, waarvan we dachten dat ze dood waren, zich binnen de week in al hun brutaliteit opnieuw manifesteerden in stellingnamen van gezagsdragers en persartikels: de Duitsers waren egoisten, Italianen, Spanjaarden en Grieken luiaards, de Fransen waren profiteurs, de Britten buitten de onenigheid van de anderen uit.
Hoe dun bleek de laag van hoffelijkheid en beschaving te zijn, die de Europese eenmaking over de Europese volkeren had uitgesmeerd.
Oude demonen
Decennia lang hebben we de Europese eenmaking verdedigd met het kerkhoven-argument. Om het belang van het Europees project aan te tonen, wezen we op de dodenakkers met gesneuvelde soldaten en op het wonder van de naoorlogse verzoening. Blijkbaar slaat dat argument niet meer aan bij een jeugd en bij een bevolking die niet anders gekend hebben dan een eengemaakte Europese markt zonder grenzen, reizen zonder grenscontroles en materiële welvaart. We hebben het bij de Europese verkiezingen vaak vastgesteld: Europa is het slachtoffer van zijn eigen succes.
De malaise van de Europese gedachte heeft vele aspecten. En het kerhovenargument steunt misschien te veel op het verleden. Maar de verjaardag van het uitbreken van de eerste wereldoorlog is een goed moment om terug te blikken op de lange weg die is afgelegd: van de eeuwenoude nijd onder de Europese volken en wederzijdse vernietiging, naar een gemeenschap, een unie, waarin een nieuwe Europese burgeroorlog ondenkbaar is. Zo’n gigantische project, eenmalig in de geschiedenis, vraagt toewijding, onderhoud en geloof. Want de oude demonen zijn niet dood.
Bron: De Redactie