Steven Van Hecke: ‘Europa is big brother niet’

Premier Elio Di Rupo (PS) kan morgen met opgeheven hoofd naar de Europese Top. Daar hoeft hij niet met het schaamrood op de wangen te bekennen dat België nog geen begroting voor 2013 klaar heeft.

Integendeel, volgens de federale regeringspartijen mag het bereikte akkoord er best zijn. België houdt immers vast aan de doelstelling van een maximaal begrotingstekort van 2,15 procent. Doen waartoe men zich eerder verbonden heeft, is op zich niet zeer opmerkelijk maar aangezien vele andere EU-lidstaten het er slechter vanaf brengen, klopt de federale regering zichzelf op de borst.

Geen berisping

De koppeling tussen de Europese Raad van eind deze week – waarop de lidstaten een akkoord moeten bereiken over de Europese meerjarenbegroting 2014-2020 – en het pas bereikte begrotingsakkoord is louter politiek. De Belgische begroting staat niet op de agenda van Europees president Herman Van Rompuy en Di Rupo hoeft dus geen berisping te vrezen.

Is Europa dan niet meer dan een figurant in het stuk dat de federale toppolitici (en de sociale partners) de voorbije veertig dagen hebben gespeeld? Geenszins. Volgens sommigen is Europa op begrotingsvlak een soort big brother geworden en is de Wetstraat 16 niet meer dan een onderaanneming van het Berlaymontgebouw.

Anderen hebben veeleer lak aan de Europese bemoeizucht en kondigden parmantig aan dat de Europese Commissie maar een beetje moest wachten. Want de Belgische regeringsleiders hadden het te druk met de lokale verkiezingen en nadien de coalitiebesprekingen. Ze mogen in Europa blij zijn dat Bart De Wever geen verantwoordelijkheid droeg in het begrotingsconclaaf of de perikelen op ‘t Schoon Verdiep hadden nog meer vertraging veroorzaakt.

Eigenlijk heeft België er zich net zoals vele andere lidstaten vrijwillig toe verbonden zijn begrotingswerk tijdig en voorafgaand aan het eigen parlement voor te leggen aan de Europese Commissie. Via dit zogenaamde Europees Semester wordt België herinnerd aan zijn eigen engagementen: tegen 2015 geleidelijk het begrotingstekort tot nul procent van het bbp reduceren. Europa ziet daar streng op toe, eventuele sancties inbegrepen. Dat is nodig aangezien een laks begrotingsbeleid en een gebrek aan controle de eurozone aan de rand van de afgrond hebben gebracht.

Is begrotingsdiscipline een doel op zich? Europa geeft dikwijls die indruk maar het is haar vooral om de competitiviteit van de economie te doen. Een overheid die tekorten opstapelt moet een te groot beslag leggen op de economie waardoor ondernemen en innovatie worden gefnuikt. Resultaat is minder groei, dus minder inkomsten en een nog groter overheidsbeslag. Of stijgende tekorten die de schuldenberg doen aanzwellen. Slechte ratings en hogere interestvoeten maken het onmogelijk deze negatieve spiraal te stoppen, zo leren ons de EU-landen aan de Middellandse Zee.

Alle maatregelen om de concurrentiekracht van de economie te verbeteren – economische groei leidt tot meer inkomsten en een relatief dalende schuldenlast – juicht Europa dus toe. Een performante economie hebben en niet de speelbal van de financiële markten worden, daar hebben de lidstaten ook zelf baat bij. Daar heb je Europa niet voor nodig. Maar omdat we in de eurozone ons lot aan elkaar verbonden hebben, is het zaak te vermijden dat één of meerdere lidstaten het ganse systeem uit balans halen. De Belgische begroting is dus geen zaak van Belgische toppolitici alleen, net zoals de Duitse of de Griekse financiële situatie ons aanbelandt.

De focus op de zogenaamde loonkloof is daarom een beetje ongelukkig, net zoals eerder de aanmaning van Europa om iets te doen aan de index, het systeem van automatische koppeling van de lonen aan de levensduurte. Het is omdat de Belgische bewindvoerders er niet in slagen structurele maatregelen te nemen dat Europa dan maar zelf een aantal voorstellen doet. Of toch minstens uitpakt met cijfers die ‘inspirerend’ kunnen werken. Maar voor Europa is het geenszins een halszaak als de lidstaten met andere en betere ideeën voor de dag komen, integendeel. Zolang ze maar bijdragen tot meer economische groei.

De loonkloof is daarom maar een deel van het probleem. Als Belgische lonen verhoudingsgewijs hoger liggen dan die in onze buurlanden, is dat alleen schadelijk voor die sectoren die goederen of diensten produceren die in diezelfde landen tegen een goedkopere prijs worden geleverd. Dat betekent immers dat onze bedrijven niet concurrentieel zijn omdat de zogenaamde unit labour cost te hoog is. België wordt dan letterlijk en figuurlijk uit de markt geprijsd. Sectoren waar hoge lonen worden uitbetaald maar waar tegenover goederen en diensten staan die competitief zijn, hebben geen fundamenteel probleem. Zo niet zouden alle zogenaamde hoge loonlanden een structurele loonhandicap hebben. De Scandinavische landen bewijzen het tegendeel.

Vandaar dat Europa waarschuwt tegen een ontsporing van de loonvorming, niet tegen hoge lonen maar wel tegen lonen die geen gelijke tred houden met bijvoorbeeld de stijging van de productiviteit. Dat het Belgische begrotingsakkoord dus een belangrijk luik loonmatiging bevat, is niet toevallig.

Voor Europa bestaat ernstig begrotingswerk immers ook uit het versterken van de concurrentiepositie. Of België daarmee klaar is met zijn huiswerk, valt af te wachten. Want na de binnenlandse kritiek volgt onvermijdelijk een Europese audit van het akkoord. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.

 

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter