Tim Brys: ‘Wachten op een nieuwe Benedictus’

Onze maatschappij staat voor enorme uitdagingen. Rusland kan binnenkort “een grootschalige oorlog op het Europese continent” beginnen. De opwarming van de planeet overstijgt nu al de grens van anderhalve graad en zal ook België niet sparen van bosbranden. En artificiële algemene intelligentie (AGI) zou onze economie binnenstebuiten gaan keren en massale ongelijkheid creëren, als het ons niet uitroeit.
Hoe bieden we die uitdagingen het hoofd? En, ook belangrijk, wie zijn ‘we’? Zullen we ons gezamenlijk proberen te redden? Of ieder apart, als ware individualisten? Dan riskeren velen uit de boot te vallen: ouderen, zieken, armen, migranten. Kunnen we het trouwens redden als individuen? Die crisissen vereisen collectieve actie en offers! De weg vooruit lijkt sociaal te moeten worden.
Volgens antropoloog Joseph Henrich zijn westerlingen psychologisch eigenaardig. Hij verklaart de westerse dominantie van de voorbije eeuwen mede door ons uitzonderlijke individualisme. We halen onze eigenwaarde uit onze verwezenlijkingen en kwaliteiten eerder dan uit relaties, die vaak maar zolang duren als ze voordelig zijn. Dit in tegenstelling tot collectivisten, die deel uitmaken van stabiele sociale netwerken en hun waarde halen uit het voldoen aan sociale verantwoordelijkheden.
De wortels van ons individualisme zouden in de 7de eeuw liggen bij katholieke familiehervormingen die huwelijken met verre verwanten verboden en mettertijd stamstructuren afbraken. Europeanen werden steeds meer ontheven van de verplichtingen van de gemeenschap, wat verstedelijking, onpersoonlijke markten en competitie tussen vrijwillige verenigingen als gilden, universiteiten en bedrijven mogelijk maakte. Men hing minder vast aan tradities, neigde minder tot vriendjespolitiek, ging vreemden meer vertrouwen, en ontwikkelde universele wetten omtrent individuele rechten, persoonlijke vrijheden en privébezit. Volgens Henrichs onderzoek droeg dat alles bij tot de rijkere, innovatievere en productievere westerse maatschappijen.
Jaren 60 als keerpunt
Maar individualisme is niet altijd rozengeur en maneschijn. Toch niet in zijn extreme vormen. Politicoog Robert Putnam onderzoekt al decennialang het individualisme in de Verenigde Staten. In zijn boek The upswing vat hij het traject van zijn land in de 20ste eeuw samen met een omgekeerde U-curve, met de jaren 60 als keerpunt. Het is een beweging van ‘ik’ over ‘wij’ terug naar ‘ik’: van meer individualisme naar meer gemeenschap en terug.
Gelijklopend ziet hij een beweging van economische ongelijkheid naar meer gelijkheid en terug, van politieke polarisatie naar meer wederzijds respect en terug, en van sociale afzondering naar meer solidariteit en terug. Ongelijkheid, polarisatie, sociale isolatie: we herkennen het huidige Amerika. (En helaas lijkt Putnams analyse ook relevant voor Europa, zoals columnist Tom Naegels en briefschrijver Kevin Defieuw opmerkten.)
Deugdethiek
De maatschappelijke voordelen die Henrich toeschrijft aan gematigd individualisme verdwijnen bij Putnams ‘ik’-fasen van hyperindividualisme: men heeft minder vrienden, ervaart lagere levenskwaliteit, neemt niet meer deel aan het verenigingsleven, leert niet langer vreemden te vertrouwen, gaat meer identitair denken, gaat minder stemmen, de maatschappelijke consensus fragmenteert, de capaciteit tot collectief handelen wordt ondermijnd en de democratie ondergraven. Dat is geen gezonde staat voor wat een ‘samenleving’ moet heten. Zeker wanneer oorlog dreigt, het klimaat ontspoort of techbedrijven met krachtige AI zwaaien.
In 1981 publiceerde de Schotse filosoof Alasdair MacIntyre Na de deugd, een van de moderne klassiekers van de Engelstalige morele filosofie. In dat boek bekritiseert hij de individualisering van de moraliteit tijdens de verlichting. Dat leidde volgens hem tot het idee dat moraliteit een kwestie is van persoonlijke mening en aanvoelen. Dat ondergroef de gemeenschappelijke basis van moraliteit en tastte onze capaciteit tot collectief en democratisch handelen aan.
Voor een oplossing kijkt MacIntyre terug naar de deugdethiek, de Aristotelische traditie die voor de verlichting het westerse morele discours domineerde. Die stelt dat mensen floreren wanneer hun karakters in gemeenschap gevormd worden naar bepaalde deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, zelfbeheersing en moed waren Aristoteles’ kardinale deugden; middeleeuwse christenen voegden daar geloof, hoop en liefde aan toe. Gezamenlijk die deugden nastreven zou consensus creëren en de capaciteit tot collectief handelen vergroten.
Crisissen overwinnen
Onze individualistische consumptiemaatschappij, die na de deugd leeft, is nog maar weinig capabel om deugdzame mensen te vormen, volgens MacIntyre: we worden eerder angstig dan moedig en hoopvol, eenzaam of zelfzuchtig dan vol naastenliefde, we denken eerder ongenuanceerd dan wijs enzovoort. Nochtans zijn het net hoopvolle, wijze, moedige en liefdevolle personen die je aan je zijde wenst ten tijde van oorlog, klimaatrampen en andere crisissen (en eigenlijk te allen tijde).
Putnam roept op om te investeren in gemeenschapsleven. Om opnieuw bij de Chiro of de scouts te gaan, naar de kerk of de moskee te gaan. Om sportclubs, politieke partijen en buurtcomités op te richten en onze tijd in de virtuele wereld te beperken. Niet alleen als antwoord op grote crisissen, maar omdat het bijdraagt aan een betere wereld.
MacIntyre sluit zich daarbij aan. Hij eindigt Na de deugd met de stelling dat we niet op Godot wachten, maar op een nieuwe Benedictus. De oude Benedictus leefde in een turbulent tijdperk van oorlog en sociocultureel verval na de ondergang van het Romeinse rijk. Hij stichtte monastieke gemeenschappen, waar monniken de deugden cultiveerden en eeuwenlang speerpunten vormden van economische, culturele en spirituele activiteit. Vandaag moeten we opnieuw investeren in lokale gemeenschappen, stelt MacIntyre, om onszelf tot deugdzame mensen te laten vormen en aan een maatschappelijke consensus te bouwen. Dan zullen we gezamenlijk floreren, en tezamen onze crisissen overwinnen.
In navolging van MacIntyres oproep, en om ons eigen steentje bij te dragen, richtten vrienden en ik een stadsklooster in Brussel op. In tijden van eenzaamheid, angsten en depressie, van zoeken naar zingeving, van dreigende oorlog en klimaatrampen, willen we bouwen aan gemeenschap, solidariteit en geestelijke verdieping. We hopen dat de impact van dat werk onze individuele inspanningen zal overstijgen en, net zoals dat van Benedictus, nog lang vrucht zal dragen.
Bron: De Standaard
https://www.standaard.be/cnt/dmf20250317_97611953