Tim Brys: ‘Ascetische discipline is essentieel in ons digitale tijdperk’
Het is de zesde eeuw. De zogenaamde duistere middeleeuwen zijn in volle gang. Het West-Romeinse rijk is niet meer, overrompeld door Germaanse stammen. Een jongeman uit Nursia wordt naar Rome gestuurd voor studies, maar vlucht weg wanneer hij de zedeloosheid van zijn medeleerlingen ziet. Hij trekt zich drie jaar lang terug in een grot op zoek naar “een heilige levensstijl, wensend om enkel God te behagen.” Daar leeft hij van brood alleen en wijdt er zich aan gebed en contemplatie.
Na verloop van tijd worden zijn goedheid en wijsheid bekend in de regio en verlangen anderen zijn voorbeeld te volgen. Daarom sticht hij kloosters, “leerscholen voor de dienst aan de Heer,” waarin monniken geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid afleggen en volgens zijn voorbeeld gedisciplineerd leven om “de deugdzaamheid te bereiken.” De Benedictijnse kloosters worden al snel speerpunten van stabiliteit en herstel in een turbulent tijdperk.
Ascese
Het woord ascese verwees in zijn originele Griekse context naar de training van atleten. Het duidt zowel op de ontberingen waar atleten voor kozen – zich onthouden van allerlei voedsel en drank, bijvoorbeeld – alsook de gedisciplineerde oefeningen die ze bijna ritualistisch uitvoerden om hun lichamen met bloed, zweet en tranen te vormen. Dit alles om een hoger doel te bereiken: winst op de spelen in Olympia.
‘Ascese’ werd ook al snel gebruikt om te verwijzen naar religieuzen en mystieken, zoals Sint Benedictus, die eveneens kozen voor allerlei vormen van onthouding – van voedsel, slaap, bezit, seks – en zich toewijdden aan geestelijke disciplines: gebed, meditatie, contemplatie. Met als hoger doel: een deugdzaam karakter ontwikkelen en een voortdurend bewustzijn van God cultiveren. Net als bij atleten was dat vaak met wisselend succes – sommige mystieken gingen compleet de mist in – maar anderen worden terecht heiligen genoemd, al was het maar in de morele zin van het woord.
Hun hogere doel deed atleten en asceten zich ten dele onttrekken aan de maatschappij en haar normatieve levenspatronen. Een atleet kon namelijk niet verwachten dat hij de Olympische olijfkrans zou verdienen als hij dagelijks op de agora rondhing met Socrates, zich regelmatig op een Dionysische orgie liet zien, en maar sporadisch trainde voor het discuswerpen. Op dezelfde wijze verwachtte de asceet, terecht of onterecht, niet heilig te kunnen worden als hij een gezin moest onderhouden, de moraliteit van de dag volgde en maar af en toe een gebedje opzegde.
Digitale asceten
Het is de eenentwintigste eeuw. We leven de helft van de tijd in een digitale wereld. Bij het ontbijt doomscrollen we op social media naast onze peuter die met zijn papje prutst. Overdag werken we acht uur op een computer, velen van thuis uit, ver van collega’s. ‘s Avonds onderbreken we voortdurend onze gesprekken met partner of vrienden vanwege de ‘ping’ van een nieuw bericht op WhatsApp. Op vakantie ervaren we de exotische natuur doorheen een scherm, want ‘pics or it didn’t happen’.
Onze digitale wereld bestaat nog maar enkele decennia en evolueert schijnbaar steeds sneller. Dat deze technologieën nuttig zijn, is zeker. Wie kan er zich nog een wereld voorstellen zonder internet, smartphones, social media en ondertussen ook AI? De smartphone is de wereld in onze broekzak, sociale media verbinden ons als nooit tevoren, en generatieve AI maakt van iedereen een artiest.
Alleen weten we vanwege de nieuwigheid niet altijd even goed hoe we gezond kunnen leven in die digitale wereld. Studies linken overdreven social media gebruik aan eenzaamheid, angst en depressie. Steeds geconnecteerd zijn met een smartphone op zak eist zijn tol van onze concentratie, isoleert ons van mensen rondom ons en verhoogt de kans op burnout. Pornokijken, een van de populairste internetactiviteiten, wordt gelinkt aan relatieproblemen, objectivering van vrouwen en sekueel geweld. En generatieve AI overspoelt het internet met slop, weegt op het klimaat, en duwt ons richting artistieke eenheidsworst.
Het gaat hier wel meestal niet om eenvoudige oorzaak-gevolg relaties. En de grootste risico’s zijn vaak verbonden aan specifiek en excessief technologiegebruik. Het is dus niet nodig om zoals Benedictus de digitale wereld volledig te ontvluchten, al klinkt een compleet analoog leven voor sommigen wel romantisch aanlokkelijk. Maar volledig onbezonnen meesurfen op elke digitale golf is dan ook weer niet wijs.
Net als atleten en asceten moeten we ons afvragen: wat is ons doel in het leven? In onze pluralistische maatschappij zal iedereen op z’n minst akkoord zijn dat we ons eigen welzijn en dat van onze dierbaren verlangen. De volgende vraag is dan hoe we dat effectief kunnen nastreven in een digitale wereld die dat welzijn ten dele in de weg staat. Welke disciplines moeten we ons als digitale atleten en asceten daarvoor aanmeten? Voorstellen zijn er genoeg: een wekelijkse dag zonder schermen; device-free ruimtes en events; sociale media algoritmes uitschakelen; een dumbphone kopen; pas op 15 je kind een smartphone geven en op 18 ze op sociale media toelaten; generatieve AI vermijden voor vaardigheden die je zelf nog moet verwerven; enzovoort.
Moeilijker is deze disciplines toe te passen en ons er aan te houden, omdat we te vaak als individuen proberen in te gaan tegen het waaien van de tijdsgeest. Daarom falen onze nieuwjaarsvoornemens meestal. De Olympische atleten in Parijs hebben coaches om hen op koers te houden en de steun van andere sportlui die op gelijkaardige, gedisciplineerde wijze leven; monniken hebben hun abt en kloostergenoten.
Als we successvolle digitale asceten willen worden, zullen we dat collectief moeten doen. Kies met familie, vrienden of collega’s enkele disciplines uit en moedig elkaar aan om deze te practiseren. Merk op hoe jullie er wel bij varen. Na verloop van tijd zullen jullie punten van stabiliteit worden in een turbulente getechnologiseerde wereld. Deugdzame digitalen. Virtuele virtueuzen. Artificiële heiligen.
Bron: Knack
‘Ascetische discipline is essentieel in ons digitale tijdperk’