Steven Van Hecke: ‘In Europa maakt corona reëel wat nu nog virtueel is’
Komt er dan toch schot in de zaak? Frankrijk en Duitsland lijken elkaar gevonden te hebben in een gemeenschappelijke aanpak van de coronacrisis in Europa. De komende weken worden alleszins cruciaal voor de daadkracht van de Europese Unie. Begin deze week trokken de Franse president Emmanuel Macron en de Duitse bondskanselier Angela Merkel de aandacht van iedereen die naar Europa kijkt in de strijd tegen Covid-19. Dat ze beelden de wereld instuurden van een virtuele topontmoeting, wekte weinig verbazing. We zijn gewend geraakt aan politici die net zoals veel andere burgers hun toevlucht zoeken tot het nieuwe normaal: virtueel vergaderen.
Samen opnieuw aanschuiven aan één onderhandelingstafel, dat zou pas nieuws zijn maar dat zit er ten vroegste eind juni in. Als alles goed loopt met de bestrijding van het coronavirus tenminste. Maar het was Macron en Merkel wel al te doen om het halen van die afspraak. Vandaar hun demarche.
Want de tijd dringt. Eind volgende maand steken de Europese staatshoofden en regeringsleiders opnieuw de koppen bij elkaar over de aanpak van de coronacrisis. Over die aanpak (of het gebrek eraan) is al veel te doen geweest. Aanvankelijk was het ‘too little too late’. Dat hebben de machthebbers in en rond het Schumanplein zelf al grif toegegeven.
Ook de lidstaten lieten zich niet van hun fraaiste kant zien. Het coronationalisme triomfeerde. Intussen luisteren zeker de buurlanden meer naar elkaar en zijn in uiteenlopende beleidsdomeinen allerlei maatregelen genomen door belangrijke spelers zoals de Europese Centrale Bank en de Europese Commissie. Europa is daardoor meer en meer op God beginnen te lijken: alomtegenwoordig maar onzichtbaar. Veel van wat intussen is beslist en uitgevoerd, is alleen in de kleine kring van EU-watchers bekend.
Vangnet
Cruciaal voor de beeldvorming was het akkoord dat de eurogroep, de ministers van Financiën van de eurozone, midden april bereikte over een drievoudig vangnet voor werknemers, bedrijven en overheden. Eindelijk toonde Europa dat het in staat was beslissingen te nemen. Maar het grote werk – de financiering van de exit uit de crisis – was blijven liggen.
Dat thema is extra delicaat. Het raakt aan de soevereiniteit van de lidstaten en is dus naar goede Europese gewoonte een Chefsache. Terwijl Commissievoorzitster Ursula von der Leyen zich op de achtergrond voorbereidt om op 27 mei een nieuw voorstel voor de meerjarenbegroting 2021-2027 wereldkundig te maken en Charles Michel zich als voorzitter van de Europese Raad warmloopt om de lidstaten daarover op één lijn te krijgen, traden Macron en Merkel uitdrukkelijk op de voorgrond.
Dat is niet toevallig. De Frans-Duitse as is lang de motor geweest van de Europese integratie, al hebben de voorbije jaren geleerd dat een akkoord tussen Parijs en Berlijn een noodzakelijke maar geenszins een voldoende voorwaarde is om vooruitgang te boeken. De EU is nu eenmaal veel diverser geworden. Tegelijk kan het soortelijk gewicht van dit duo moeilijk onderschat worden. Daarnaast staan ze elk aan beide zijden van de tweespalt die Europa sinds de eurocrisis intern verdeelt: verantwoordelijkheid versus solidariteit.
Het herstelfonds van Macron en Merkel gaat sterk in de richting van meer solidariteit. Hoewel het bedrag van 500 miljard euro maar de helft is van wat aanvankelijk werd geopperd, gaat het om subsidies die in tegenstelling tot leningen niet terugbetaald moeten worden. De financiering verloopt gemeenschappelijk. Versta: de lidstaten dragen bij naar godsvrucht en vermogen en de gezamenlijke pot wordt door de Commissie verdeeld onder de meest behoeftigen.
Daarover een principeakkoord bereiken en tegelijk de details uitklaren, belooft nog een harde dobber te worden. Zo’n gemeenschappelijk schuldbeheer – noem het vooral geen coronabonds – opent volgens critici de doos van Pandora: onverantwoord gedrag in Zuid-Europa wordt betaald met belastinggeld uit Noord-Europa. Hoewel in Duitsland de kritiek voorlopig uitblijft, willen de andere ‘vrekken’, zoals Oostenrijk, het fonds opnieuw in de richting van meer verantwoordelijkheid sturen. En vergeten we het Europees Parlement niet dat eerder al pleitte voor een nog ambitieuzere EU-begroting.
Nood
Voorstanders van meer solidariteit hoeven echter niet te wanhopen. We stevenen stilaan af op een zogenaamde ‘double digit crisis’. Ook als het de komende weken niet lukt, duikt eerder vroeg dan laat de vraag naar een grotere rol voor Europa weer op.
Tijdens de eurocrisis verliep het crisismanagement eveneens in golven. Zodra de nood hoog werd, was iedereen tot een zoveelste onderhandelingsronde veroordeeld. Aan die lotsverbondenheid valt niet te ontkomen, toch niet voor iedereen die vasthoudt aan de eenheidsmarkt en de euro. Een grotere autonomie voor de EU, ook financieel, lijkt dan onvermijdelijk.
Zo wordt morgen reëel wat vandaag nog virtueel is, met ‘dank’ aan corona.
Bron: De Tijd