Martijn Steegen: ‘De zorgpastor is een van de weinige zorgverleners die nog tijd kan maken voor patiënten die slecht nieuws kregen’

Naar aanleiding van het ontslag van een team spiritueel zorgverleners in een Antwerps ziekenhuis pleiten artsen en academici in een opiniestuk voor het behoud van performante spirituele zorgteams als voorwaarde voor kwaliteitsvolle en menswaardige patiënten­begeleiding (DS 29 november). Ze benadrukken ook dat er voldoende wetenschappelijke evidentie is om aan te nemen dat spirituele ondersteuning de resultaten bij patiënten beduidend kan verbeteren.

Het toeval wil dat er onlangs twee doctoraatsonderzoeken werden voltooid aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen aan de KU Leuven. Lindsy Desmet en Eva Buelens onderzochten in drie ziekenhuizen het effect van een eenmalig bezoek van de zorgpastor bij de patiënt. De zorg­pastor is een spiritueel zorgverlener uit de katholieke traditie. Het onderzoek toont aan dat zelfs één enkel gesprek met de zorgpastor gemoedsrust kan brengen bij de patiënt. Tijdens het gesprek ontstaan nieuwe perspectieven, vinden mensen opnieuw hoop en betekenis in het leven, ook al is dat leven eindig door de ziekte. Die gemoedsrust of innerlijke rust heeft wellicht ook een impact op de reductie van existentiële angst en doodsangst, depressieve gevoelens … Dat moet verder onderzoek aantonen. Het mag duidelijk zijn dat professionele spirituele zorgverlening een fundamentele bijdrage levert aan het welzijn van de pa­tiënt tijdens een ziekenhuisopname.

Verschrikkelijke lijdensweg

Ik maak dat graag concreet met een voorbeeld uit de praktijk. Tijdens een van mijn wachtdiensten in het UZ Leuven kreeg ik telefoon van een verpleegkundige van de afdeling oncologie. Ze vroeg of ik wilde langsgaan bij een pa­tiënte die erg boos en verdrietig was na een slechtnieuwsgesprek: “Ze wil ons niet meer zien en weigert alle zorg.”

Ik zocht de patiënte op. Ze was overstuur. Ze had daags voordien te horen gekregen dat de artsen haar niet meer konden helpen. Ze kon nog kiezen voor een experimentele behandeling, maar niemand bood garanties dat die zou aanslaan. Ze wist niet wat te kiezen. “Niemand zegt me hier wat ik moet doen!”, riep ze. Ze was boos, maar vooral erg bang. Niet lang voordien was haar moeder aan dezelfde kanker overleden. Die had wel voor de experimentele behandeling gekozen, maar had daardoor een verschrikkelijke lijdensweg doorgemaakt. Die weg wilde ze niet op. Het gesprek ging verder. Ze vertelde dat ze een dochter met een mentale beperking had die geregeld in de problemen komt. “Wie zal er voor haar zorgen als ik er niet meer ben?”

“Heb je een partner?”, vroeg ik. “Ja,” antwoordde ze, “maar ik vind dat hij dat allemaal niet goed genoeg opvolgt.”

Toen we het gesprek een tijd later afrondden, vroeg ik of ik haar situatie met de sociaal werker mocht bespreken. Ze had tot dan elke andere zorgverlener aan bed geweigerd. Het mocht. Tijdens het interdisciplinair overleg werd een structurele oplossing gevonden voor haar dochter. De pa­tiënte vond in de dagen nadien rust. Ook de relatie met de andere zorgver­leners herstelde. Uiteindelijk koos ze niet voor de experimentele behandeling, maar voor palliatieve zorg. Enkele dagen later stierf ze vreedzaam, bijgestaan door haar dochter en echtgenoot.

Vertrouwensbreuk

Het gesprek verliep door de doodsangst en de sterke emoties met horten en stoten. Het nam ruim anderhalf uur in beslag. Mijn collega-zorgverleners hebben daar tegenwoordig de tijd niet meer voor, door de toenemende zorglast op de afdeling. De tussenkomst van de zorgpastor is dus niet alleen ondersteunend voor de patiënt, maar ook voor de andere zorgverleners in stressvolle situaties als deze, waarbij de pa­tiënt zorg weigert. Een vertrouwensbreuk los je niet zomaar op. De zorgpastor of spiritueel zorgverlener is wellicht een van de weinige zorgverleners aan bed die betaald worden om tijd te maken voor de patiënt.

Tijd en ruimte boden mij in deze situatie de mogelijkheid om de doodsangst diepgaand te verkennen en de verschillende aspecten daarvan in het tempo van de patiënte aan de oppervlakte te brengen: de lijdensweg van haar moeder en de zorg om haar dochter. Ik weet niet of de patiënte gelovig was. Daarover hebben we het niet gehad. De patiënte volgde na het gesprek de therapierichtlijnen weer op. Ze was niet langer “die moeilijke patiënt”. Uiteindelijk koos ze voor comfortzorg. De therapeutische behandeling werd dus ook niet nodeloos voortgezet.

Er zijn Grenzen aan genezen, zoals het boek van Greet De Cock en Philippe Meersseman heet. Jammer genoeg slaat niet elke behandeling aan. Ook niet elke doorgedreven behandeling is zinvol. Om die grenzen te leren aanvaarden is tijd, perspectief én menswaardige nabijheid nodig. Laten we daar inderdaad niet op besparen.

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter