Mark De Vroede: ‘Geduld aanleren is even belangrijk als taal en rekenen’
Mijn verontwaardiging was groot toen aan de start van het schooljaar het nieuws kwam dat er voor honderden kinderen geen plaats is in het bijzonder onderwijs. Uit eigen ervaring weet ik dat het niet eenvoudig is om een kind op de juiste schoolbank te krijgen.
Waarom zijn er zo veel plaatsen tekort in het buitengewoon onderwijs? Een antwoord op deze vraag is als zoeken naar kortetermijnoplossingen voor structurele vraagstukken. Het zou beter zijn om ons hoofd te breken over waarom er in Vlaanderen steeds meer kinderen naar het buitengewoon onderwijs gaan. Zes procent van de leerlingenpopulatie in Vlaanderen gaat naar het buitengewoon onderwijs, las ik in een interview met Cor Meijer, onderzoeker naar inclusief onderwijs in Europa. In Portugal is dat slechts 0,11 procent. Daar vinden leerlingen het vreemd dat leerlingen met speciale noden hier naar aparte scholen gaan.
Want hoe komt het eigenlijk dat we in Vlaanderen een resolutie uit het VN-verdrag – “ieder kind heeft recht op regulier onderwijs” – gewoon negeren? Leerlingen met speciale zorgnoden in het regulier onderwijs zijn zelfs belangrijk: zo leert iedereen van jongs af aan dat iedereen anders is. En dat houdt ons een realistische spiegel van de maatschappij voor. We horen vaak dat we vandaag leven in bubbels met eenzijdige denkbeelden. Inclusie kan een manier zijn om die bubbels open te breken.
Een terechte commentaar is dat het voor leraren van het regulier onderwijs tegenwoordig niet te doen is om meerdere leerlingen met speciale zorgnoden in één klas te hebben. Maar moet dat dan enkel op de schouders van de leraren terechtkomen? De sociale veerkracht van de leerlingen zelf mogen we niet onderschatten. Misschien kan een leerling met een autismespectrumstoornis wel wiskundebijles geven aan een klasgenootje, terwijl die zelf door een andere klasgenoot geholpen wordt met een taalvak? Leerlingen leren van elkaar, maar ontplooien ook zichzelf als solidaire mensen, door verantwoordelijk te zijn voor hun eigen klasgenoten. Zo leren ze naar elkaars sterkte te kijken, in plaats van naar iemands beperking. Ook geduld is een onderschatte vaardigheid die met inclusief onderwijs aangeleerd kan worden.
Met andere woorden, we moeten ons eerst en vooral de vraag stellen: ‘Welke maatschappij willen we?’. Voor mij liefst een maatschappij waarin we van kindsbeen af geleerd hebben om voor elkaar te zorgen. Laat het leren omgaan met het feit dat iedereen anders is nu precies een van de kerntaken van het onderwijs zijn, voorwaar een hele uitdaging in deze prestatiemaatschappij.
Laat me duidelijk zijn: volledig inclusief onderwijs is niet iets dat in een vingerknip gerealiseerd kan worden. Vandaag zijn er plaatsen te kort in het buitengewoon onderwijs, en dat moet worden aangepakt. Laat me ook realistisch zijn: zonder bijkomende financiële middelen zal dit niet gaan. Wel pleit ik voor een denk- en reflectieoefening over ons onderwijssysteem. Ik nodig iedereen uit om eens een stap terug te zetten en hierover na te denken: ons onderwijs is een minimaatschappij, ter voorbereiding op de echte. Wat vinden we het allerbelangrijkste om onze jeugd mee te geven als voorbereiding op een degelijke toekomst?
Bron: Het Belang van Limburg