Maarten Larmuseau: ‘Waarom we de schedel van Ensor beter kunnen vervangen’

Stelt u zich eens voor dat de schedel van uw overleden grootmoeder of overgrootvader zonder hun toestemming zou zijn versierd met een frivole hoed, om vervolgens tentoongesteld te worden aan duizenden toeristen per maand. Zou u dat niet als respectloos beschouwen?

Tijdens een fel gesmaakt bezoek met het gezin aan het Ensorhuis in Oostende viel mij als vakidioot onmiddellijk een menselijke schedel op. Die bevindt zich in het ‘Blauwe Salon’, de woon- en werkkamer van kunstschilder James Ensor. De schedel, getooid met hoed, pluimen en gedroogde bloemen, kreeg zowaar een vaste stek op een Chinese vaas.

In die iconische ruimte hangen verschillende reproducties van Ensors meesterwerken, waarop vaak maskers en skeletten staan afgebeeld. Een menselijke schedel als excentrieke toevoeging in de voormalige werkplaats van Ensor lijkt de bezoekers daarom niet te verbazen. Wel verrassend is dat het hier om een echte menselijke schedel gaat.

Replica’s

Menselijke botresten publiekelijk tentoonstellen ligt steeds gevoeliger. In tal van musea over de hele wereld worden menselijke resten bewust vervangen door replica’s. Zoals ik onlangs nog in het University Museum van Tartu in Estland kon vaststellen, vonden de bezoekers dat desgevraagd evident. In het Verenigd Koninkrijk wordt ook meestal duidelijk gewaarschuwd en gevraagd om respect te tonen bij het betreden van een museale ruimte waarin een mummie of een archeologisch graf te bezichtigen is. Dat wordt onderschreven door de richtlijnen van de Internationale Raad van Musea.

Wat al zeker niet meer door de beugel kan, is niet-westerse skeletten tentoonstellen die onrechtmatig verzameld kunnen zijn tijdens de koloniale tijd, of stoffelijke resten van overledenen uit sociaal kwetsbare groepen. Het is daarom van cruciaal belang altijd de herkomst van menselijke resten te achterhalen alvorens ze tentoon te stellen, zodat zeker is of ze wel rechtmatig in de collectie zijn beland. Toen ik het Ensorhuis daarover een e-mail stuurde, kreeg ik een bereidwillig, maar onbevredigend antwoord: ‘Helaas beschikken we niet over informatie over de menselijke schedel of de herkomst ervan. We hebben ook geen weet van enige vermelding in een publicatie.’

Duiding, zorg en respect

De schedel in het Ensorhuis is geen geïsoleerd geval in Vlaanderen. Vroeger zou dat me waarschijnlijk niet zijn opgevallen, maar het staat in schril contrast met hoe ik vandaag als geneticus aan mijn academische instelling moet tewerkgaan. Als ik nog maar een tand van een Merovinger uit de 7de eeuw na Christus wil analyseren voor wetenschappelijk onderzoek, moet ik eerst langs een ethische commissie passeren om vervolgens minutieus bij te houden wat er gebeurt met het materiaal. Terecht, want het is niet zomaar ‘materiaal’, het is afkomstig van een mens. Ook archeologen zijn zich erg bewust van de gevoeligheden rond menselijke resten bij opgravingen. Samen met verschillende instituten en archeologische bedrijven hebben we onlangs, met financiële steun van het Vlaams agentschap Onroerend Erfgoed, het Memor-project afgerond, dat tot doel had alle menselijke botresten uit archeologische sites in Vlaanderen te catalogiseren en een ethisch kader op te stellen.

In het kader van het Memor-project raadpleegden we naast ethici en filosofen ook vertegenwoordigers van alle erkende religies en levensbeschouwingen in Vlaanderen. Voor hen kun je menselijke botresten tonen voor educatieve doeleinden, op voorwaarde dat het met voldoende duiding, zorg en respect gebeurt. Of Vlaamse musea altijd aan die criteria voldeden, is na een brede rondvraag erg twijfelachtig. Gelukkig krijgt de kwestie ook in Vlaanderen stilaan de nodige aandacht. Zo organiseert het Gents Universiteitsmuseum samen met Faro op 24 oktober een studiedag over menselijke resten in musea en collecties.

De menselijke schedel in Ensors Blauwe Salon kan alvast eenvoudig vervangen worden door een replica, zonder ook maar iets af te doen aan de beleving. Hopelijk kan dat gebeuren vooraleer het Ensorjaar in 2024 losbreekt. Dan kunnen de vele (internationale) bezoekers zich niet geschoffeerd voelen door de manier waarop wij met menselijke resten omgaan en kunnen ze ten volle genieten van de schitterende inrichting en de rijke ervaring tijdens het bezichtigen van het Ensorhuis.

We moeten ons meer bewust worden van de gevoeligheid rond het tentoonstellen van menselijke resten, omdat onze dierbare overledenen het nodige respect verdienen. Bedenk dat het zomaar uw voormoeder of -vader zou kunnen zijn.

Bron: De Standaard

Laat een reactie achter