Ides Nicaise: ‘Werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd is geen goed idee’
Alle Vlaamse partijen, behalve Groen, Vooruit en de PVDA, willen de werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd. Het voorstel is oud en we hebben op basis van onderzoek altijd gewaarschuwd voor de kwalijke gevolgen, maar welke politicus neemt onderzoek nog ernstig?
België zou zowat het enige land zijn waar het recht op uitkeringen niet beperkt wordt in de tijd. We zouden dus moeten doen wat iedereen doet. Maar we zouden ook trots kunnen zijn op onze sociale zekerheid, die mensen niet laat vallen als ze buiten hun wil verstoken blijven van werk.
Ter herinnering: werklozen die zelf te weinig inspanningen doen om werk te vinden, worden nu ook al geschorst. Het gaat dan wel over mensen van wie het zoekgedrag naar werk werd gecontroleerd. Met een algemene duurbeperking scheer je alle langdurig werklozen over dezelfde kam.
Onderzoek heeft aangetoond dat duurbeperkingen inderdaad leiden tot een piek in de uitstroom uit de werkloosheid. Maar dat is maar deels uitstroom naar werk. En is dat werk dan geschikt en duurzaam? Er zijn de voorbije 30 jaar minstens vijf Belgische studies verschenen waarin geschorste werklozen een aantal maanden later bevraagd werden naar hun arbeidspositie. Daaruit bleek telkens dat ongeveer 20 procent aan het werk was, ongeveer 30 procent het leefloon had aangevraagd, en de overige 50 procent van de radar was verdwenen. Dezelfde overheid die al die burgers hun sociale bescherming ontneemt, wil met alle middelen de werkzaamheidsgraad opkrikken tot 80 procent en maakt zich dan zorgen over de ‘onbereikbaren’ onder de inactieven.
We kunnen ons inbeelden dat veel betrokkenen hun middelvinger opsteken als ze benaderd worden met een activeringsvoorstel. Hoe zal men hen dan verleiden met een ‘gewaarborgde opleiding’ of verplichte gemeenschapsdienst? Uit onderzoek blijkt ook dat grootschalige programma’s van vormingsplicht of verplichte gemeenschapsdienst meer negatieve dan positieve effecten hebben (stigmatisering, ondermaatse kwaliteit, schending van vrijheden en uitsluiting).
De uitzonderingspositie van de Belgische werkloosheidsverzekering heeft een belangrijke schaduwzijde, namelijk dat de uitkeringen dalen in de tijd. De minimumuitkeringen liggen ver beneden de armoedegrens. Geen wonder dat het armoederisico bij werklozen hoog ligt. Toch willen Open VLD en de N-VA daar alweer aan knagen.
Ook de voorstellen om het niveau van het leefloon te verlagen zijn schaamteloos. Tussen 2012 en 2018 hebben werklozen al zwaar ingeleverd, waardoor de armoedegraad onder werklozen steeg van 31 procent naar 50 procent. Onder druk van vakbonden en armoede-organisaties heeft vooral de regering-De Croo een traject uitgestippeld om de minima in de sociale zekerheid op te krikken tot de armoedegrens. Alhoewel de doelstelling nog lang niet bereikt is, is het armoederisico bij werklozen intussen opnieuw gedaald tot 41 procent. Wat staat hen in de volgende regeerperiode te wachten?
Heel wat onderzoek toont ook aan dat het niveau van de werkloosheidsuitkeringen geen negatief effect heeft op de kans om opnieuw werk te vinden. De verklaring is simpel: een lagere uitkering is misschien wel een stimulans om snel werk te zoeken, maar ze ontneemt de werkloze ook de middelen om inzetbaar te blijven. Je moet voldoende gezond, mobiel, geschoold, geconnecteerd en zonder financiële kopzorgen zijn om aan de slag te kunnen. Beide effecten werken elkaar tegen. Het essentiële criterium bij het bepalen van het uitkeringsniveau is dus niet het effect op de uitstroomkans, maar het effect op de armoede.
Duurbeperkingen en financiële wurging zijn niet het recept voor een rechtvaardige en efficiënte aanpak van de werkloosheid. Voorzie in menswaardige uitkeringen én kwaliteitsvolle diensten voor al wie ongewild zonder werk zit, en controleer gerust op tijd en stond of werkzoekenden voldoende inspanningen doen om werk te vinden.
Bron: De Standaard