Ides Nicaise: ‘Uitkeringen voor langdurig werklozen moeten omhoog, niet omlaag’
Dat verlaagde uitkeringen de werkloosheid niet doen dalen is intussen voldoende wetenschappelijk onderbouwd. Niet alleen ons eigen onderzoek hierover (Lehwess-Litzmann & Nicaise, 2018; Cockx e.a., 2018) maar ook dat van collega’s (Cockx e.a., 2018) alsook van de Europese Commissie en de OESO, tonen dit aan.
Het idee dat werklozen te weinig aangetrokken worden tot werk omdat hun uitkeringen te genereus zijn, is ‘passé’ – zeker voor België. Op individueel niveau spelen immers twee onderling tegengestelde effecten: enerzijds zullen werklozen die financieel het mes op de keel hebben inderdaad geneigd zijn om de eerste job aan te nemen die zij kunnen krijgen; maar anderzijds zullen zij besparen op uitgaven voor scholing, gezondheid, connectiviteit, mobiliteit enzovoort, waardoor hun inzetbaarheid vermindert. Het samenspel van deze twee factoren maakt dat per saldo het effect van verlaagde uitkeringen (op micro-niveau) erg klein is.
Daarmee is de kous niet af: je moet niet alleen rekening houden met effecten op het zoekgedrag van de individuele werkloze, maar naar de arbeidsmarkt in haar geheel. Zelfs als een individuele langdurig werkloze, ‘geprikkeld door een verlaagde uitkering’ (zoals de regering het eufemistisch uitdrukt) zich zou reppen om een job te bemachtigen, betekent dit niet dat er een job meer geschapen is. Het kan zijn dat hij/zij die afsnoept van een andere kandidaat (substitutie-effect), het kan zijn dat hij/zij een paar weken later opnieuw op straat staat omdat hij/zij de job niet aankan (‘churning’) enzovoort.
Bovendien vermindert bij verlaagde uitkeringen de koopkracht van de betrokkenen, wat weegt op de dynamiek van de economie. Ten slotte stellen we vast dat bij lage uitkeringen de (formele) arbeidsmarkt minder aantrekkelijk wordt en mensen verdwijnen in de totale inactiviteit (of het zwartwerk?). Je moet dus de macro-effecten op middellange termijn bekijken. En die zijn volgens onze studie nihil.
En zelfs dat is nog niet het ganse verhaal. Goed beleid moet niet alleen kijken naar de effecten op de tewerkstelling, maar ook – misschien in de eerste plaats – naar de armoede-effecten: het armoederisico bij Belgische werklozen is reeds gestegen van 31% in 2005 tot 49% in 2017. Dat komt door een combinatie van stelselmatige verstrenging van de voorwaarden om uitkeringsgerechtigd te zijn en afkalving van het niveau van de uitkeringen. Bij heel wat vorige ingrepen hebben regeringen oproepen om vooraf een armoedetoets uit te voeren genegeerd. Nu geeft het kabinet-Peeters toe dat de arbeidsdeal een nieuwe verarmingsmaatregel inhield.
Dat de uitkeringen in de laatste jaren weer gestegen zijn is een halve waarheid, want tegelijk zijn heel wat werklozen uit de werkloosheidsverzekering gesloten of in lagere barema’s terecht gekomen. Op vandaag zijn 30% van de Belgische werkzoekenden zelfs niet meer gedekt door de werkloosheidsverzekering. Laat ons duidelijk zijn: de Belgische werkloosheidsverzekering is al lang niet meer genereus. De uitkeringen voor langdurig werklozen liggen 10% (voor alleenstaanden) tot 30% (voor samenwonenden) beneden de officiële armoedegrens. Elke uitsluiting van categorieën, elke vorm van versnelde degressiviteit duwt dus meer mensen in de armoede. En het gaat niet alleen om de werklozen zelf, maar ook om hun partners en kinderen. De armoede verjongt en reproduceert zich vandaag meer dan in het verleden.
Het is dus hoogtijd voor een verhoging van de uitkeringen én een uitbreiding van de dekking.
De bewuste kiezer heeft zich met dit debat alvast een mening kunnen vormen over het normbesef bij onze politici. Democratie gaat niet alleen over de macht van de sterksten, maar in de eerste plaats het respect voor de rechten van de meest kwetsbaren.
Bron:
Lehwess-Litzmann, R., Nicaise, I. (2018). Social protection, employment and poverty dynamics in the EU: re‐assessment from a social investment perspective (RE-InVEST Working Paper Series D5.3). Göttingen: SOFI/Leuven: HIVA-KU Leuven.
Bron: vrtnws.be