Mark Van de Voorde: ‘Zijn er dan geen grenzen aan het biechtgeheim?’
‘Wie raakt aan het beroepsgeheim van advocaten, ondermijnt de rechtsstaat. Wie raakt aan het biechtgeheim van priesters, ondermijnt de vrijheid van godsdienst’, schrijft Mark Van de Voorde van Logia. ‘In beide gevallen ondergraaft hij een van de zuilen van onze beschaving, het vertrouwen.’
Een Brugse priester moet voor de strafrechter verschijnen. De weduwe van een man die de priester had gecontacteerd over zijn zelfmoordplannen en uiteindelijk zich het leven benam, heeft de priester aangeklaagd voor schuldig verzuim. Hij had de hulpdiensten moeten verwittigen, stelt ze. De priester zegt dat hij dat niet kon, omdat hij gebonden was door het biechtgeheim. Zijn er dan geen grenzen aan het biechtgeheim?
Het antwoord op die vraag is duidelijk: neen, er zijn geen grenzen aan het biechtgeheim. Het biechtgeheim, een in het Belgisch recht erkend beroepsgeheim (zoals in de meeste Europese landen trouwens), is absoluut. Niets van wat in een biechtgesprek wordt gezegd, mag vanonder het “sacramentele zegel”(sacramentale signum) worden gelicht. Geen enkele omstandigheid rechtvaardigt het breken van dat zegel. En dat geldt voor het hele biechtgesprek, niet alleen de zonden die de biechteling opbiecht maar ook voor alles wat hij daarbij vertelt.
Belijdenis voorwaarde van biecht
Dat zonden worden beleden is uiteraard wel een voorwaarde opdat van biecht sprake zou zijn. De biecht is immers het sacrament van de boete en de verzoening. Zonder “belijdenis” (confessio) van kwaad dat men heeft gedaan (of denkt te hebben gedaan), is er geen biecht. Vergeving kan men ook enkel krijgen voor kwaad uit het verleden. Een penitent kan geen vergiffenis vragen voor kwaad dat hij van zinnens is te doen. De aankondiging van eventuele suïcide is dus geen zonde.
Dat wil evenwel niet zeggen dat het gesprek waarvoor de priester nu terechtstaat, geen biecht zou zijn. Ten eerste kan de biechteling het denken aan zelfmoord als een zonde ervaren en dat willen biechten. Los van het feit dat suïcideverlangen niet uit vrije wil ontstaat en dus geen zonde is (zonde is het kwaad dat men wetens en willens pleegt), kan de persoon dit wil zo ervaren. Ten tweede kan de zelfmoordaankondiging ter sprake komen in een biecht waarin de penitent ander vermeend of gedaan kwaad belijdt.
In beide gevallen geldt het biechtgeheim. Wat het bij de Brugse rechter voorliggend geval nu is geweest, zullen we nooit mogen weten. Het is de priester immers “ten strengste verboden met woorden of op welke andere wijze om welke reden ook over de boeteling ook maar iets bekend te maken (Codex van Canoniek Recht, canon 983 §1). Mocht de rechter de priester daartoe verplichten, dan is deze alsnog moreel en kerkjuridisch verplicht de rechter niet te gehoorzamen.
Verbintenis tot goedmaking
Eigenlijk kan de priester niets zeggen op de rechtbank, alleen dat hij gebonden is door het biechtgeheim. Op de vragen die hem worden gesteld, kan hij niet eens bevestigend of ontkennend antwoorden. Het biechtgeheim is een volkomen zwijgplicht. Dat geheim van de biecht behoort tot de essentie van wat het boetesacrament is: de vergiffenis namens God die niet voor niets absolutie heet (het kwaad is absoluut vergeven, het gaat onder het zegel van het sacrament).
Die vergiffenis kan evenwel enkel worden gegeven, als de boeteling zich verbindt tot beterschap en goedmaking (penitentie). Bij groot kwaad dat ook onder het strafrecht valt, zoals seksueel misbruik en moord, houdt de penitentie ook in dat de dader zich moet aangeven. Elke biechtvader is verplicht de biechteling daarop te wijzen, met de vermelding dat er anders geen vergeving van zonden is.
Het weze duidelijk dat niet elk gesprek met een priester onder het biechtgeheim valt. Dat het gesprek in de Brugse zaak telefonisch plaatsgreep, betekent wel niet dat het geen biecht is. In geval van nood kan een biecht ook telefonisch plaatsvinden.
Zelfdoding niet strafbaar
Mocht de man met suïcideneiging in zijn telefonisch gesprek met de priester evenwel niet van zinnens zijn geweest om zijn (echte of vermeende) zonden te biechten (met de uitdrukkelijke vraag naar een biecht) maar om raad te vragen, dan geldt uiteraard niet het biechtgeheim. Wel het beroepsgeheim van hulpverlener.
Indien dit pastorale gesprek (wat dan geen biecht zou zijn) plaats zou hebben gegrepen in de context van een multidisciplinaire zorg, kan de priester als geestelijke consulent dit, indien hij dat noodzakelijk inschat, ter sprake brengen bij het zorgteam waar hij dan deel van uitmaakt. Indien dat niet zo is en de zieke man hem als vriend benaderde, kan dat niet. Had hij dan niet de plicht om hulpdiensten in te schakelen?
Neen. Enkel als de man hem dat had gevraagd en de priester dit niet had gedaan, was er sprake van schuldig verzuim. Anders niet, want zelfdoding is niet strafbaar in ons land. Dat betekent bijgevolg dat juridisch niemand kan gedwongen worden om een ander van zelfmoord te weerhouden. Het is paradoxaal (en grof cynisch te noemen) dat over de Brugse zaak uitgerekend sommigen die pleiten voor hulp bij zelfdoding, nu met vinger wijzen naar de priester.
Moreel complex
Moreel is de zaak complex. Tal van hulpverleners en anderen worden bijna dagelijks geconfronteerd met mensen die aan suïcide denken. Hebben zij dan ook telkens de morele (niet juridische, want suïcide is niet strafbaar) plicht om meteen de hulpdiensten in te schakelen? Neen. Wel de morele plicht om te proberen de mens in nood op andere gedachten te brengen.
Elkeen weet dat dit heel moeilijk is en vaak slechts tijdelijk helpt. Ook het optreden van hulpdiensten betekent in veel gevallen slechts uitstel: wie ondanks herhaaldelijk inpraten op hem van nabestaanden, vrienden en hulpverleners, toch een einde aan zijn leven wil maken, vindt helaas een gelegenheid daartoe.
Als de Brugse priester veroordeeld zou worden, dan heeft in de toekomst elkeen die ooit in een gesprek te horen krijgt dat iemand overweegt om zelfmoord te plegen, de plicht om meteen de hulpdiensten in te schakelen, op straffe van gevangenis. Dat zou betekenen dat niemand nog in vertrouwen kan worden genomen en dat mensen met suïcidegedachten nergens meer hun verhaal kwijt kunnen.
Ook medici en advocaten
Om terug te keren naar het biechtgeheim, niet alleen de priester heeft een beroepsgeheim dat veeleisend is. Ook medici kunnen niet worden gestraft omdat ze iets niet hebben gemeld. Ook bij advocaten is het vertrouwen strikt.
De advocaat die van de verdachte die hij verdedigt, verneemt dat deze de moord waarvoor hij terechtstaat, werkelijk heeft gepleegd maar voor vrijspraak wil gaan, heeft niet het recht om “uit de biecht te klappen”. Hij kan zelfs veroordeeld worden voor schending van zijn beroepsgeheim. Indien hij de plicht zou hebben te melden wat hij in vertrouwen vernam, staat de rechtsstaat op losse schroeven.
Wie raakt aan het beroepsgeheim van advocaten, ondermijnt de rechtsstaat. Wie raakt aan het biechtgeheim van priesters, ondermijnt de vrijheid van godsdienst. In beide ondergraaft hij een van de zuilen van onze beschaving, het vertrouwen.