Geert Roels: ‘Dure olie mag de zwaksten in de samenleving niet treffen’
Olie staat opnieuw boven de 100 dollar per vat, en plots herontdekt men de energieproblematiek. Vanuit economische hoek wordt herhaald dat we ons maar moeten aanpassen. Maar dit treft vooral de zwaksten in onze maatschappij. Vanuit sociale hoek wordt daarom geijverd voor compensaties en subsidies. Maar dat is economisch niet duurzaam. Beide invalshoeken missen dus iets, en kunnen van elkaar leren.
De economie impulsen geven om sociaal te werken, en de sociale initiatieven economisch duurzaam maken is de beste oplossing.
Ik betrap me ook meermaals op een doorgedreven economische logica. Waarom tussenkomen bij de stijgende brandstofprijzen? Het zet de consumenten aan tot een gedragswijziging, en dat is net wat we willen. Geen sterkere prikkel dan een prijsprikkel. Maar ondertussen zijn er 100.000 gezinnen die hun energiefactuur niet meer kunnen betalen. Ze zijn geprikkeld, maar vooral hopeloos. Want als de winter voor de deur staat, zijn grote theorieën over fossiele brandstoffen of CO2-emissies niet aan hen besteed. Ze willen zich warmen, en vinden dat de overheid mee schuldig is aan hun falen om dit te kunnen betalen.
Economen moeten dus de sociale aspecten ook evalueren in hun redeneringen. Enkele jaren geleden besliste de regering in gelijkaardige omstandigheden stookoliecheques te financieren. Dat lijkt een goede oplossing, maar is slechts een lapmiddel. Het bestendigt net een afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, terwijl er vooral geïnvesteerd moet worden in efficiëntie. Isolatiecheques hebben in die logica dus meer zin. Ze geven de juiste economische impulsen (efficiëntie) en maken een kwetsbare bevolkingsgroep minder afhankelijk van energieverbruik. Het energieverbruik van een Belgisch gezin ligt gemiddeld 35 procent hoger dan dat van een Nederlands. Het klimaat speelt licht in ons voordeel. Onze gezinnen verbruiken zelfs 10 procent meer energie dan een Zwitsers gezin, een land waar de levensstandaard hoger ligt, het klimaat kouder is en de ruimtelijke ordening normaal minder voordelen biedt voor energie-efficiëntie. We moeten dus in de eerste plaats de structurele redenen aanpakken die ervoor zorgen dat onze gezinnen te veel verbruiken en, gekoppeld aan hogere prijzen dan in het buitenland, te veel van hun budget besteden aan energie. Daar zijn twee belangrijke structurele redenen voor.
Ruimtelijke wanorde
Ten eerste hebben we in de afgelopen veertig jaar een beleid van ruimtelijke (wan)orde gevoerd die energie-inefficiëntie bevordert. Als je over de lage landen vliegt, kan je makkelijk de landgrenzen opmerken. In Nederland overheersen dorpskernen en zijn de huizen netjes gegroepeerd. In ons land lijkt wel met dobbelstenen op een kaart te zijn gesmeten om de locatie van de huizen te bepalen, in combinatie met de unieke lintbebouwing. Dit heeft gevolgen voor de efficiëntie van publiek transport, energieverdeling en natuurlijk ook energieverbruik. Ten tweede zijn onze huizen weinig energiezuinig. We bouwen huizen alsof we een mediterraan klimaat hebben, behoorlijke isolatie werd verwaarloosd. Tevens zijn onze huizen gemiddeld groter dan in de buurlanden. Beide kenmerken maakt onze bevolkingstructureel erg kwetsbaar voor energieschokken. Hoe kunnen we dit verbeteren?
Het is een illusie te denken dat dure energie een tijdelijk fenomeen is. Subsidies en uitkeringen zijn alleen op korte termijn een druppel op een hete plaat, en op lange termijn onhoudbaar. Ze verhogen de uitgaven van de staat en daardoor ook de lasten voor de bevolking. Ze prijzen onze werknemers uit de markt en treffen zo opnieuw de zwaksten. Subsidies zijn niet het antwoord, we hebben vooral nood aan een beter beleid op lange termijn.
De ruimtelijke ordening zal strakker moeten, en een nadruk leggen op dorpskernen. Dat laat toe openbaar vervoer efficiënter te organiseren. In de volgende decennia is vooral een opwaardering van de steden nodig. Het gebruik van passiefhuizen mag niet een privilege van de betere verdieners zijn. In Nederland worden passiefwijken gebouwd. Sociale woningbouw laat toe om verwarmingsinstallaties te groeperen, wat leidt tot grote energiewinsten. Een eigen Vlaams energiebedrijf mag geen papieren monster van Loch Ness blijven. Het moet een voorbeeld nemen aan Telenet in de telecommunicatie en concurrentie, innovatie en dynamiek brengen in de energiemarkt.
Om een echte speler te vormen kan men bestaande kleinere initiatieven groeperen, en bij de start op gemeenten, scholen, sociale woningen en openbare gebouwen mikken. Decentrale productie met behulp van geothermie, warmterecuperatie, zon en wind bieden mogelijkheden.
Maar om echte concurrentie te kunnen voeren zou het moedig zijn om een nieuwe speler ook het voordeel van goedkope nucleaire energie te geven: in plaats van de twee kleine centrales van Doel te sluiten kan men de exploitatie in een overgangsfase verlengen en aan een of meerdere nieuwe spelers overdragen. In plaats van de monopolist meer te belasten (die het uiteindelijk zal doorrekenen)
moeten we echte concurrentie creëren door middel van een publiekprivate samenwerking binnen het Vlaams Energiebedrijf.
Vlaams Energiebedrijf
Het energiebeleid in ons land moet sociale doelstellingen behalen door economische impulsen te geven. Het algemeen belang is aldus gediend met goed gereglementeerd eigenbelang. Een echt Vlaams Energiebedrijf kan concurrentie en innovatie brengen, en de energiekost verlagen.
Een duurzame ruimtelijke ordening zal de vrijheid van bouwen beperken, maar een efficiënter openbaar vervoer en energie-efficiëntere woningen mogelijk maken. Sociale woningen moeten niet zo goedkoop mogelijk, maar vooral kwalitatief hoogstaand zijn. Niet passiefhuizen maar passiefwijken zijn een dringende noodzaak. We moeten onze bevolking weerbaar maken door een infrastructuur en organisatie te creëren die duurdere olie kan trotseren. Dat zal niet gebeuren door snel accijnzen te verlagen of stookoliecheques te geven, maar wél door een uitgekiend beleid te voeren op lange termijn.