Chris Gastmans: ‘Denk aan de relationele autonomie bij het levenseinde’
Mieke Vogels kant zich in een opiniestuk tegen het ‘ethisch reveil’ waarbij oude waarden opnieuw de bovenhand halen. In de plaats daarvan promoot zij het absolute zelfbeschikkingsrecht, dat onder druk zou staan. Zij citeert uit mijn boek Kwetsbare waardigheid om haar stelling te onderbouwen.
Bij het maken van levenseindekeuzes dringen ethische vragen zich op. Velen, onder wie Mieke Vogels, beantwoorden deze vragen met de verruiming van het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt. Anderen, onder wie ikzelf, verkiezen de afweging van waarden waarbij de patiënt in zijn verbondenheid met anderen wordt geplaatst, ook wel relationele autonomie genoemd. In debatten over euthanasie staan deze benaderingen lijnrecht tegenover elkaar, met als gevolg dat holle slogans gaan primeren op diepgang. Ethisch nadenken over leven en dood vereist nochtans zorgvuldigheid en de aanvaarding dat zwart-witantwoorden niet bestaan. Ik licht mijn standpunt omtrent autonomie in de levenseindezorg bondig toe.
In de gezondheidszorg worden patiënten gestimuleerd om hun waarden te laten doorklinken in de beslissingen die op hen betrekking hebben. En dat is maar goed ook. Respect voor de autonomie van de patiënt is een van de grootste verworvenheden op ethisch vlak van de laatste vijftig jaar. Geïnformeerde toestemming en vroegtijdige zorgplanning zijn hierop gebaseerd.
Maar er is ook een keerzijde. Als men zoals Vogels ervan uitgaat dat de patiënt het recht heeft te beslissen wat hij wil, zonder hierover in dialoog te gaan met zijn omgeving, dan wordt de hulpverlener gereduceerd tot een zorgrobot van wie enkel wordt verwacht dat hij de zorgtaken op een technisch correcte wijze uitvoert. Zorg lijkt dan een individuele formule met opties die je kunt aanvinken. In de levenseindezorg leidt dit tot een verregaande ontwaarding van de zorg. Is dit niet de echte reden waarom palliatieve hulpverleners kampen met intense vormen van morele stress? Elke vorm van dialoog en zorgvuldigheid wordt afgedaan als een belemmering van de zelfbeschikking als absolute waarde. Maar waarden die verabsoluteerd worden zijn geen waarden meer. Ethische waarden zijn relatief; ze moeten altijd worden afgewogen tegenover andere waarden in een concrete context waarbij naast de patiënt ook anderen betrokken zijn.
Daarom pleit ik voor een zorgmodel dat gebaseerd is op relationele autonomie. Hierbij worden alle elementen van een levenseindebeslissing uitgeklaard in een dialoog met de patiënt en zijn betekenisvolle naasten. Daarbij horen ook morele houdingen zoals aandachtigheid, verantwoordelijkheid, deskundigheid en vertrouwen. De relatie van de patiënt met betekenisvolle anderen doet geen afbreuk aan zijn autonomie. Integendeel, ze is er juist de essentiële voorwaarde voor. Je handelt pas autonoom als je keuzes zich laten inpassen in je leefwereld, een verhaal van wederzijdse verbondenheid.
Autonomie steunt dus op twee complementaire fundamenten van het mens-zijn: de vrijheid om zelf keuzes te maken én de verbondenheid met anderen die hierbij kunnen helpen.
De vraag naar wat menswaardig en goed is moet de leidraad zijn in de levenseindezorg. Door ethische vragen te stellen kan men schijnbare vanzelfsprekendheden kritisch bekijken en kan men de dagelijkse routine onderbreken. Waarom dan verkrampt reageren met holle woorden als ‘ethisch reveil’ als de ethische vraag omtrent het levenseinde wordt gesteld?
Bron: De Morgen