Wim Smit: ‘4 lessen over de harde oorlogstaal van Kim Jong-un en Donald Trump’
Wat kunnen we leren van het escalerende conflict tussen een “raketman” en een “seniele president.
Er is weinig goeds te zeggen over het redelijk kinderlijke, maar net daarom ook zo gevaarlijke discours van Donald Trump en Kim Jong-un omtrent Noord-Korea. Hoever zijn beide politieke leiders van een realistisch discours afgedwaald? Naar lichtpunten in deze crisis zoeken, is niet makkelijk, en ze liggen in ieder geval niet in de inspanningen van beide landen om een evenwichtige oplossing te zoeken. Maar de crisis zet de zenuwen strak gespannen en vergroot de gevaren nog meer uit. Daardoor worden een aantal aandachtspunten scherp gesteld die nooit overbelicht kunnen worden:
1 Er is geen draagvlak meer voor kernwapenbezit
Zelfs wie ooit geloofd heeft in het koude wapen dat nucleaire dreiging is, moet nu stilaan wel gaan inzien dat het geen waterdichte strategie is. Nucleaire afschrikking teert paradoxaal genoeg op de overtuiging dat de wapens nooit zullen worden ingezet. Ze worden gebruikt als stok achter de deur, maar moreel en politiek is hun inzet onaanvaardbaar. Hoe effectief is een dreiging die nooit ingezet zal worden? In het geval van een alle verbeelding tartende president houdt de wereld z’n hart vast. Net om ons tegen dat soort van individuen te beschermen, moet deze kernwapenmacht niet alleen ingedijkt worden, maar ook compleet worden afgebouwd. Er is al lang geen draagvlak meer voor, en het is ronduit cynisch om met dergelijke wapens achter de deur, anderen het bezit te verbieden. Dat zelfs een land als België zich laat verleiden tot het steunen van het huidige kernwapenbezit, is ronduit bedroevend te noemen
2 Infantilisering in de politiek
Het is opvallend hoezeer gereageerd wordt op de dreiging, veel meer dan op de vrij duidelijke boodschap die er achter schuilt. De dreiging met de ultieme vergelding en de vernietiging van een land (wat zowel de Noord-Koreanen als de Amerikanen bij monde van hun leider deden) is actie-reactie op een heel basaal niveau. Je zou verwachten dat toppolitiek zoiets makkelijk overstijgt, maar er lijkt stilaan een soort van infantilisering zijn intrede te hebben gedaan in de (internationale) politiek. De kans dat Kim Jong-un een echte aanval gaat inzetten, laat staan een nucleaire, lijkt wel heel erg klein. De daaruit voortkomende schade, aan het land en aan zijn leiderschap, kan de man zich niet permitteren.
Maar hij wil zo graag met de grote jongens meespelen, en dat kan je in deze wereld helaas alleen als je je wapenarsenaal uitbouwt en er liefst ook mee dreigt. Dat doen anderen hem met verve voor, en hij is –watdat betreft – een aandachtige leerling. Militaire macht uitbouwen is voor hem een taal om krachtig een boodschap mee te geven, veel meer dan dat het een welgemeende agressieve drang is. Antwoorden met diezelfde soort taal, is het slechtste idee dat je kan hebben. Niet dat er makkelijke oplossingen voor dit conflict zijn, maar het is de oorzaak, niet de uiting die een antwoord verdient. Alleen al dat besef moet het hele discours bijsturen.
3 VS en Rusland nog altijd scheidsrechters?
Het is moeilijk je bij dit alles van de indruk te ontdoen dat grote landen als de VS zich in hun politiek nog steeds niet hebben aangepast aan het einde van de bipolaire wereld, waarbij alleen zijzelf en Rusland de plak zwaaiden. De multipolariteit die ervoor in de plaats is gekomen, is zonder meer een realiteit die zich nog moeilijker laat grijpen en beheersen dan die van twee grootmachten die elkaar de tanden laten zien. Multipolariteit wil zeggen dat ook ‘kleine’ landen hun kans gaan om mee te spelen op het wereldtoneel. Een machtige, ambitieuze leider is genoeg om gekke dingen te zien gebeuren, die voorheen ondenkbaar waren. Noord-Korea is wat dat betreft zeker niet de eerste test, maar het lijkt in ieder geval een nog veel zwaardere dan die die pakweg Iran was.
De les die hieruit te leren valt, is dat – hoewel de tendens bestaat om hierin verandering te brengen – de grootmachten van toen zich op hun heel eigen manier nog steeds geroepen voelen om de scheidrechter op het politieke en vooral militaire wereldtoneel te zijn. De tijd dat zoiets werkte, ligt alweer lang achter ons, maar die attitude en het taalgebruik daarrond maakt de situatie zo mogelijk nog explosiever dan ze al is.
4 Installatie van een cultuur van angst
Dat leidt tot een laatste punt waaronder helaas niet alleen de VS lijden: de verharding van de politieke taal en daarmee de installatie van een cultuur van angst. Het is onmiskenbaar zo dat we, sinds de terreurdreigingen na 9/11 acuter zijn geworden, getuige zijn van een voorheen weinig gezien ongeremdheid in het spreken. Vaak wordt gewezen naar de sociale media en de druk om kort op de bal te spelen en snel te reageren, maar er is een bepaalde ondoordachtheid en een zeker provocatiegehalte geslopen in het spreken van politieke leiders. Het is heus niet alleen Trump die met zijn gebalde uitspraken de monden laat openvallen en vuurtjes opstookt, ook in eigen land is de voorbije jaren een duidelijke verschuiving merkbaar.
Dat heeft onder andere tot gevolg dat spanningen al snel worden opgetrokken tot heuse conflicten en crisissen, waaruit ook media graag garen spinnen. Het hoort als het ware bij de tijdgeest, en er worden talloze excuses en verantwoordingen voor ingeroepen, maar het dient niets goeds. Het is niet meer dan een bedroevende machostijl met soms grote gevolgen. En dat is ook grond waarin een op zich niet eens zo enorme dreiging als die van Noord-Korea gedijt tot een heuse wereldcrisis. Als er aan die crisis al iets goeds is, dan is het alvast dat ze erop wijst dat er op al van bovenstaande punten ontzettend veel te leren valt. Ze leert ons dat er werk aan de winkel is. Veel. En dat voor een hele brede politieke klasse enige introspectie en wat meer genuanceerd inzicht in het wereldgebeuren geen overbodige luxe zou zijn. Het is een crisis waar we nog lang niet uit zijn en die explosiever is dan het geval Noord-Korea.