Herman Wouters: ‘Misbruik in de kerk: de politiek verwijt de kerk, maar faalt zelf’
Ongelukkigerwijs ben ik ervaringsdeskundige inzake seksueel misbruik in de kerk. Als 11-jarige werd ik door een broeder salvatoriaan verplicht om zijn piemel te betasten “omdat we elkaar, als vrienden, toch mogen leren kennen”. Ik moest een drempel over om naar de reeks Godvergeten te kijken. Ik wist dat daardoor de nare herinneringen zouden terugkomen. Maar toen ik de verschrikkelijke getuigenissen van de slachtoffers in de documentaire aanhoorde, besefte ik dat ik veel geluk heb gehad. Wat ik zelf had meegemaakt, kwam weer helder in mijn geheugen. Ik zag die broeder, toen ik op zijn kamer kwam, nog de deur op slot doen, mij op zijn schoot nemen en me tot die seksuele handeling dwingen. Maar plots werd er op de deur geklopt. Dat was uit mijn herinnering verdwenen. De broeder kon niet anders dan me loslaten om de deur te openen. Een medebroeder kwam even binnen. Mogelijk – denk ik nu – had hij mij naar die kamer zien vertrekken en was hij met een zekere argwaan komen kijken wat er aan het gebeuren was. Dankzij zijn tussenkomst stopte alles en kon ik even later uit de kamer verdwijnen. Door de documentaire begreep ik waaraan ik mogelijk ontsnapt was.
Vorige vrijdag keek ik in het Journaal en Terzake naar het verslag van de ontmoeting tussen de Belgische bisschoppen en de parlementaire onderzoekscommissie. Ik begrijp de uitspraken van de commissieleden niet. Er werd gezegd dat de bisschoppen telkens pas in actie komen als de schijnwerpers op hen gericht worden en dat ze de voorbije jaren niets hebben gedaan. Dat is iets wat de parlementsleden zichzelf misschien moeten verwijten. Zij zijn pas opnieuw in actie gekomen na de uitzending van Godvergeten en zouden dat anders nooit gedaan hebben. De verantwoordelijken van de kerk, waaronder bisschop Johan Bonny, hebben in het verleden toch wel iets proberen te doen – vooral omdat er van justitie niet veel meer te verwachten viel. Het merendeel van de misdaden was immers verjaard.
Zelf heb ik een tiental jaar geleden een dossier ingediend bij de instantie die de kerk toen heeft opgericht (Centrum voor Arbitrage inzake Seksueel Misbruik). Enige tijd later werd ik uitgenodigd voor een gesprek met een psychiater. Ik heb daar gevolg aan gegeven. Het was een deugddoend gesprek dat me een zeker gevoel van bevrijding gaf. Daarna ben ik voor de commissie verschenen waar met veel empathie naar mij werd geluisterd. Ik kreeg een schadevergoeding van 2.500 euro – de laagste categorie – uitgekeerd. Het ging bij mij namelijk over een eenmalige gebeurtenis, niet te vergelijken met wat andere slachtoffers hebben meegemaakt. Het geld heb ik doorgestort naar een project voor straatkinderen van een Afrikaanse vriend. Na lang aarzelen heb ik hem toch verteld hoe ik aan dat bedrag gekomen was. Hij reageerde met: “Chez vous, il y de la justice, tandis que chez nous …”
Bisschop Bonny heeft eens gezegd dat hij geen priester en bisschop is geworden “om die vreselijke smeerboel van zijn collega’s te moeten opkuisen”. Ik ben onder de indruk van wat hij vrijdagavond verklaarde. Hij zei dat hij bereid was om met zijn job als bisschop te stoppen om zich in de volgende jaren prioritair bezig te houden met het leed van de slachtoffers. Wie van de parlementsleden zou zich zo ver willen engageren en daarvoor zijn huidige job opgeven?
Voor mij wijst deze discussie ook op een diepere malaise in de politiek, waarbij partijen vooral in het nieuws komen met verwijten en niet met de gezamenlijke energie om problemen aan te pakken. Bisschop Bonny stelt voor om met de betrokken instanties na te kijken wat er nog meer kan gebeuren om het leed van de slachtoffers te verzachten. We hebben meer nood aan dat soort samenhorigheid, waarbij men ook respectvol naar elkaar luistert.
Bron: De Standaard