Brecht Nuyts: ‘De overgang van het tijdelijke naar het eeuwige moet niet omgevormd worden tot iets leuks’

Met Allerheiligen in het vooruitzicht kunnen heel wat gezinnen gaan griezelen in een pretpark dat voor de gelegenheid ‘Ibilaw’ werd gedoopt, maar niet zo heel lang geleden zakten voltallige families af naar begraafplaatsen en koffietafels. Deze verschuiving lijkt te wijzen op een verlies van traditie en een schaarser worden van ruimtes om over de dood te praten.

Terwijl de afstand tussen de levenden en de doden vergroot, wordt het steeds moeilijker om met onze sterfelijkheid om te gaan. Ook in de klas groeit de kloof tussen wie erover wil spreken en voor wie de les niet snel genoeg voorbij kan zijn. Toch blijft de dood fascineren en vooralsnog deel uitmaken van onze menselijke conditie. Gelukkig kunnen wijsheidsliteratuur en religieuze tradities de gesprekken rond de dood extra ademruimte bieden en bovenal een hoopvol perspectief.

Het is opvallend hoe sterk de dood de aandacht trekt van leerlingen. Wanneer dit lesonderwerp wordt aangesneden, is de klas stil, de geest is gefocust en losbollige leerlingen zijn plots bedachtzaam. De dood heeft een soort majestueuze allure, ze is charismatisch op zichzelf. We beginnen de lessenreeks met een enquête om de beginsituatie van de klas te checken. Wat me opvalt, is dat de dood vaak alleen in specifieke contexten wordt besproken, zoals op begrafenissen of herdenkingsfeesten. Let op het woord ‘feesten’ in plaats van ‘vieringen’, want er wordt geklonken en gehapt in burgerlijke locaties ver weg van ruimtes die mystiek, transcendentie of spiritualiteit oproepen.

Bij de vraag ‘Waarover praat je liever niet?’ komen zelfdoding, het overlijden van een geliefde en de dood van een huisdier naar voren. Hoe kan het dat het verlies van een huisdier zo’n gevoelig onderwerp is voor bijna-volwassenen? De cijfers over zelfdoding zijn onthutsend: het is de meest voorkomende doodsoorzaak voor jongeren tussen 15 en 29 jaar. In 2022 waren er zo’n 9.000 pogingen en 1.000 overlijdens door zelfdoding in Vlaanderen, bijna vier keer zoveel als verkeersslachtoffers dat jaar. Terwijl we elkaar op verkeersveiligheid aanspreken — zoals Devon in fictiereeks Callboys veelvuldig en herkenbaar zijn kameraad ‘Voorzichtig op de baan, Jay!’ toeschreeuwt — mijden we gesprekken over verdriet, lijden en spiritualiteit.

Leerlingen geven aan behoefte te hebben aan gesprekken over de dood, maar vaak gebeurt dit alleen met ouders of naaste vrienden. Voor zulke gesprekken zijn vertrouwen en begrip essentieel. De vraag naar (meer) professionele ondersteuning, hoor ik voorlopig niet. Externe hulplijnen en chat-websites zoals WatWat blijven namelijk altijd een kleine drempel behouden: de eerste stap moeten behoeftigen namelijk altijd zelf zetten.

Is het ook niet gewoon eenvoudiger om met mensen uit je omgeving te babbelen? Toch gebeurt het zelden. Als er dan toch iemand de dood van een familielid aansnijdt, volgt er een stilte of een ongemakkelijke poging om het onderwerp te veranderen naar iets luchtigs. Rouwarbeid lijkt geen plaats te hebben in alledaagse gesprekken: er heerst een idee dat zulke gesprekken zwaar zijn en de sfeer verpesten, toch hoeft dat niet zo te zijn. Even in kwetsbaarheid staan, kan bevrijdend zijn voor wie verdriet heeft. Het belang van deze gespreksruimte in levensbeschouwelijke lessen kan niet worden onderschat in een samenleving die lijden vaak doorverwijst naar professionals en opgeleide vrijwilligers.

Luide stemmen in het publieke debat verdoezelen de angst voor de dood door moeilijke onderwerpen zoals euthanasie en abortus te reduceren tot technische ingrepen en positieve getuigenissen. Leerlingen zijn wel eens verbaasd dat vrouwen verdriet kunnen ervaren na abortus en dat er aan euthanasie worstelingen met levensvragen voorafgaan. Psychisch lijden wordt wel benoemd en ‘opgelost’, maar spiritueel lijden blijft onderbelicht. Die verloochening negeert de existentiële vragen rondom de dood.

Kan de hypermoderne Grief Tech hierin een oplossing bieden? Een artificiële chatbot waarmee nabestaanden jarenlang kunnen chatten, kan in het beste geval overtuigingen genereren die ooit werden uitgetypt binnen een andere context. Technisch hoogstaand, maar potentieel ferm misleidend schreven verliesconsulente Ann Costermans en uitvaartspecialiste Marysia Kluppels eerder in een opiniestuk. Hopelijk blijven jongeren zoeken naar authentieke ervaringen die ze kunnen verbinden met beproefde levensbeschouwelijke ideeën en praktijken.

Op begraafplaatsen is de breuk met traditie ook zichtbaar. Waar vroeger symboliek zoals verstrengelde handen, opengeslagen boeken en omgekeerde fakkels in grafstenen werd verwerkt, zijn hedendaagse grafstenen vaak sec of zelfs kitscherig. Daarmee vormt de grafsteen het laatste leesteken van ons bestaan; als een eerbiedwaardig punt dan wel als een schreeuwerig uitroepingsteken. Het perspectief van de verrijzenis, dat lange tijd standaard was, lijkt verdwenen. Voor veel leerlingen is het kruis niet meer een symbool van hoop, maar van iets negatiefs en hopeloos.

Psycholoog Manu Keirse zei het al: verdriet hoeft niet verwerkt te worden; het moet er gewoon zijn. We hoeven de overgang van het tijdelijke naar het eeuwige niet om te vormen tot iets leuks, want dat lijkt het nieuwe dogma te worden. Eeuwenoude tradities leren ons dat we de dood kunnen integreren in ons leven en hierover kunnen praten.

Een van mijn leerlingen vertelde hoe zij bij de dood van haar opa was, samen met familie. Ze herinnert zich de tranen en het gemis, maar ook de warmte die er was. Haar terugblik is niet gevuld met angst, maar met dankbaarheid en liefde die ze jaren later nog steeds voelt. Zij is niet alleen, maar behoort wel tot een steeds kleiner wordende groep.

Misschien is het tijd om de dood opnieuw in een fris daglicht te plaatsen en ze terug te koppelen aan zingeving, verbondenheid en hoop. Er is vast nog tijd genoeg over om daarbuiten te gaan griezelen op Walibi’s Halloweenfestijn.

Bron: Knack

Laat een reactie achter